#Fr.11a/2020-10-31

voorgaande

versie-X7.3

Anjum

Anjum CZ. Anjum 1895 - 1912 /  Lijempf 1912 - 1925

  Zie ook “Erf en Wereld” J.P. Wiersma 1959

  1891 Statuten Coöp. met namen

     Anjum  Lijempf zuivelfabriek                                                                                                                                     Bron:  www div.

Uit Erf en Wereld blz. 122, 172,193


122) Een boerenzoon uit Anjum, Jacob Jans van Eizenga, die op jeugdige leeftijd zijn ouders had verloren, zijn jeugd te Dokkum doorbracht en daarna de land­bouwschool te Wageningen had bezocht, kwam in het Arumer milieu terecht, waar hij een levensgezellin (Antje Hessels Postma uit Kimswerd) vond en in aanraking kwam met Jogchum van der Wal. Er zijn redenen om aan te nemen, dat de Witmarsumer boer de jeugdige Eizenga geestdrift voor de fabriekmatige zuivelbereiding heeft aangeblazen. Want nauwelijks had Eizenga zich in zijn ge­boorteplaats als boer gevestigd, of hij verenigde zich met degenen die met de ge­dachte rondliepen om te Metslawier een coöperatieve zuivelfabriek te stichten. Gelijktijdig spande hij er zich voor in, ook in Anjum een dergelijke coöperatie te stichten. Gezien zijn opleiding nam hij onder de boeren een leidende positie in. Deze 24-jarige boer, van hervormden huize, gelukte het twee vooraanstaande boeren, de 34-jarige Pieter Taekes v. d. Herberg, bewoner van Holdinga-State, en de 36-jarige Douwe Beintema, beide van antirevolutionaire richting, tot medewerking te bewegen voor de uitvoering van zijn plan. Met hun drieën richt­ten zij in 1891 de vereniging Coöperatieve Zuivelfabriek Anjum op.

 .......... acht jaar na de oprichting konden geen tou­wen de coöperatie van Anjum overeind houden - zij viel! - en de liquidatie ver­toonde een kwaad en dreigend gezicht......


172)  Enkele coöperaties verdwenen van het toneel: Haskerdijken had zichzelf opgeheven; de coöperaties te Anjum, Metslawier en Olde-holtpa waren in speculatieve handen overgegaan.


193) Betreft overname door Lijempf in 1912.......de slimme Scholten, die de coöperatieve fa­briek te Anjum had gekocht, hen trachtte te verlokken met de toezegging, dat hij bij vrijwillige uittreding voor de betrokken leden de boete zou betalen.......

 4 april 1891 Statuten Coöp. Stoomzuivelfabriek Anjum 1891-1912

  Volledig in:  1891 Statuten Coöp. met namen


 Anjum verkocht aan - wat later bleek - de  Lijempf 1911 - 1925

   Zie ook pagina’s De Lijempf

 1925 Verkoop zuivelfabriek Anjum


https://hvnf.nl/index/boeken/Van%20Anigheim%20tot%20Anjum.pdf   [1976]


Hoofdstuk XXVIII  [195-198]


DE ZUIVELFABRIEK

Wanneer we een hoofdstuk over de Coöperatieve Zuivelfabriek van Anjum willen schrijven, moeten we eigenlijk eerst de situatie van een honderd jaar geleden eens bekijken om een inzicht te krijgen over de noodzaak tot oprichting van zo'n fabriek.


Wat ging er aan vooraf?

 In onze gedachten zien we een boerin druk bezig met het beredderen van de karn. Op een middengroot bedrijf moest soms driemaal gekarnd worden en het was een hele pluk om dit voor negen uur klaar te hebben. (Naar oude gewoonte was het 's morgens om negen uur etenstijd).

Ja, in die tijd had een boerin een druk leven, vooral wanneer er niet altijd voldoende hulp van een dienstbode aanwezig was. Vaak werd van de kinderen gevraagd om de handen uit de mouwen te steken. Dochters hielpen dan bij het karnen van de melk, terwijl één der zoons werd ingeschakeld om 's morgens

vroeg (vier uur!) het karnpaard op te halen en het dan in te spannen.


De meeste karnpaarden voelden wel wanneer de melk ging schiften; de karnmolen begon dan zwaarder te trekken. Niet zelden bleef het dier staan, om dan vlug weer te worden aangejaagd.

Het kaasmaken werd meestal door de boer zelf gedaan. Niet alle melk werd verkaasd, voor de kalveren bleef genoeg over.

Hoewel het boerenbedrijf in die tijd een zware opgave was, zowel voor boer als boerin, werd alles meestal met een grote toewijding en liefde voor het vak verricht. Het was dan ook geen wonder, toen later de fabrieksmatige zuivelbereiding in opkomst was, het verzet hiertegen vooral van de zijde van de boerin kwam.

In de periode 1879 tot 1884 liep het de boeren in alles tegen. Hun bezittingen werden getroffen door een waardevermindering tot op een zeer laag en zwevend niveau. De producten van landbouw en veeteelt waren aan een meedogenloze prijsdaling onderhevig.


In 1885 trof de boeren een ramp. De prijzen van de boter zakten tot beneden de helft van de bestaande prijs. Een vat boter kostte ongeveer f 75,--. Deze prijs daalde in korte tijd tot een f 35,-- per vat.

De botermarkt werd grondig verpest, vooral door de Engelsen die een smeersel op hun brood kregen wat wel op boter leek, maar vermengd was met alle mogelijke ingrediënten.

Op de boerderijen werd de toestand onhoudbaar en vele bedrijven zijn in deze periode dan ook failliet gegaan. Veel ex-boeren, meestal harde werkers en volkomen in staat om een bedrijf goed te beheren, hebben hun verdere leven doorgebracht als kastelein, voerman, gardenier enz.

Het is dan ook begrijpelijk dat men in die erbarmelijke toestand begon te roepen om verandering, om een fabrieksmatige zuivelbereiding.

Zo werden er dan in Friesland enkele particuliere fabriekjes opgericht, maar in veel plaatsen zat men met de vraag: Hoe moeten wij dit aanpakken? Moet het een vennootschap worden, die dan de melk zou moeten kopen van de boeren?

Of moet men zelf een fabriek stichten en de melk zelf verwerken?


Het laatste idee was bepaald niet eenvoudig. Men noest dan alles zelf financieren, terwijl technische hulp practisch niet aanwezig was.

In het dorpje Warga grepen de boeren in 1886 moed en pakten de koe bij de horens. Zo werd hier, als eerste in Friesland, een 'Coöperatieve Zuivelfabriek" opgericht. Weldra volgden er meer, zo ook die van Anjum.


Op 17 maart 1891 werd de akte gepasseerd van de Coöp. Stoomzuivelfabriek van Anjum, welke onder notaris Banda tot stand kwam. De oprichters waren meest Anjumer veehouders, uitgezonderd een paar "grensgevallen".


Wij vermelden enkele van hen: Pieter T. v.d. Herberg, Doede E. Botma, Douwe A. Beintema, Ids v. Eizenga, Jan Y. Botma, Uilke Ganzinga, Pieter J. v.d. Herberg, Minne L. Sijtsma, Haaie IJ. Viersen, Foppe M. Di,jkstra, [….]  Jacob J. v. Eizenga, Lolke J. Holwerda, . Botma.


Dé grote stuwkracht van de Anjumer fabriek is wel Jacob Jans van Eizenga geweest, een leerling van de Landbouwschool te Wageningen, toen nog geen Hogeschool.

Daar deze reeds op jeugdige leeftijd zijn ouders had verloren, bracht hij zijn jeugd te Dokkum door.


Terug uit Wageningen kwam hij in Arum terecht waar hij zijn levensgezellin (Antje Hessels Postma uit Kimswerd) vond en in aanraking kwam met Jogchum v.d. Wa1, destijds een grote voorvechter voor de fabrieksmatige zuivelbereiding.

Nauwelijks had de jonge Van Eizenga zich in Anjum als boer gevestigd, of hij verenigde zich met degenen die net de gedachten rondliepen om in Metslawier een coöp. zuivelfabriek te stichten.


Inderdaad komt zijn naam voor in de oprichtingsakte van "De Reidswal".

Ook spande hij er zich voor in om in Anjum een dergelijke coöp. van de grond te krijgen. Gezien zijn opleiding nam hij onder de boeren een leidende positie in. Het "lukte hem twee vooraanstaande boeren, de 34-jarige Pieter Taekes v.d. Herberg, bewoner van de Holdingastate en de 36-jarige Douwe Beintema, tot medewerking te bewegen voor zijn plannen.


Met z'n drieêin zijn zij de eigenlijke oprichters geweest van de vereniging "Coöperatieve Zuivelfabriek ANJUM" .

Met mannenmoed werd deze coöp. begonnen. Aan de, toen nog niet bebouwde Skeanewei werd de fabriek gebouwd op dezelfde plaats waar nu het huis van Brant Visser staat . (Zie foto op blz. 233). Opm. niet gevonden


De ingebruikname was in augustus 1891. In 1892 werd er 416.000 liter melk aangevoerd en verwerkt. Het volgende jaar werd dit opgevoerd tot 452.0001iter. Deze score was in de daarop volgende jaren beduidend minder.


Waarschijnlijk lag dit mede aan de lage prijzen van de zuivelproducten, waardoor de boeren een gedeelte van de melk gingen gebruiken voor het mesten van kalveren.

Doorlopend stond Van Eizenga in briefwisseling met Jogchum van der Wa1, die - aldus de notulen - de adviseur van de Anjumer boeren is geweest.

Ondanks het advies van de heer Van der Wa1 om de fabriek niet uit te breiden met een kaasmakerij, hebben de Anjumers toch hun zin doorgedreven en zijn koppig blijven volhouden tot de kaasmakerij er stond.


Mede hierdoor is het met de Anjumer Coöperatie op een catastrofe uitgelopen.

Het was niet mogelijk het hoofd boven water te houden. Anjums fabriek was genoodzaakt te liquideren.

Veel onenigheid onder de leden en rumoerige vergaderingen gingen hieraan vooraf. Veel verwijten gingen naar het adres van het bestuur en de uitvoerders.

In 1899 werd nog getracht de zaak te reorganiseren door een directeur te benoemen, namelijk de heer S. Sevenster. Dit heeft echter niet kunnen beletten dat na een jaar de liquidatie een feit was.

Na eerst in andere handen te zijn overgegaan, kocht de directeur de Anjuner fabriek. Pas later werd deze ingebracht bij de N.V. Lijempf.


Ðe liquidatie bracht een groot tekort met zich mee, namelijk f 150,-- p€er koe. Voor veel kleine boerenbedrijfjes is dit een geweldige klap geweest en in veel gezinnen is gezucht om aan de opgenomen verplichtingen te voldoen.

Het bestuurslid Douwe Beintema toonde zijn edele gezindheid door voor verschillende minder financieel krachtige leden de zorgen weg te nemen, eenvoudig door hùn schuld uit eigen zak te betalen.

(Deze Douwe Beintema ging in 1889 met de Doleantie mee, doch keerde later naar de Herv. Kerk terug. ook was hij één der oprichters van de vrije universiteit en schonk haar een aanzienlijke gift, die Dr. A. Kuyper persoonlijk te Anjum in ontvangst heeft genomen).


Na de overname door de heer S. Sevenster bloeide het bedrijf weer even op en werd de aanvoer van melk belangrijk verbeterd.

Totaal werd in het daarop volgende jaar 1.000.000 liter melk verwerkt.

Vermoedelijk had deze hoge aanvoer te maken met de fabrikage van melkpoeder, waarmee men was begonnen.

(om dit nieuwigheid onder de knie te krijgen, zijn een tijdlang Engelsen in Anjun geweest).

Doch op de duur bleek dit ook niet lonend en in 1912 draaide de fabriek weer als een normale zuivelfabriek.

Jammer genoeg heeft dit stukje industrie in Anjum geen stand kunnen houden.

In 1924 werd de zuivelfabriek gesloten en daarna afgebroken.

In het kort is hiermee de tragedie van één der eerste coöperaties in Friesland geschilderd.




Hiernaast een foto van onze dorpsfotograaf Jacob Mosselman, die hij maakte tijdens het afbreken van de fabrieksschoorsteen.

Ook hier naast nog een (wat merkwaardige) foto van de zogenaamde "IJsmakerij" . Deze stelling was gebouwd op de latere paardenstal voor het koelhuis en moet omstreeks de eeuwwisseling zijn verdwenen.

Dat er ijs in de fabriek werd gebruikt is bekend. Zelfs werd het wel uit de vaart gehaald. Had het enkele nachten achtereen gevroren en de ijsvloer was sterk genoeg om de ijszagers te dragen, dan werd een flinke voorraad naar de wal gebracht en in het ijshuis opgeslagen.


Vervolgens werd dit ijs door middel van lange turf en zaagmeel zodanig geisoleerd, dat er geen zonnewarmte kon binnendringen. Is deze z.g. IJsmakerij misschien een betere en/of goedkopere manier geweest?

 Foto H. De Vries 2019

 Vervolg uit zelfde tijdschrift 1976

 Beschrijving zuivelhistorie in Anjum 1976

 Locatie en GSV opnamen   1929 resp 2009 en 2023

Anjum locatie zuivelfabriek ‘aan de  dicht bi j de Anjumervaart’ - aldus zuivelfabriekenfriesland.nl...

Kaarten zijn erg onbetrouwbaar betreft datering - op de kaarten 1850 t/m 1909 zijn geen veranderingen te zien 1910 t/m 1960

Skeanewei

gegevens


Beschrijving 1983


GSV

Foto’s NU 2019


Tekst Toen en NU


Zuivelfabrieken Friesland



  Restant voormalige zuivelfabriek  Anjum                                                                                                            Bron:  Erf en wereld

 TERUG NAAR TOP