#ZH/2020-08-06

versie-7.0

voorgaande

voorgaande

.Brielle - 2/2

De melksalon

Na de moeilijke oorlogsjaren trachtte directeur Bolhuis het bedrijf een nieuwe impuls te geven. Hij wilde bovendien af van het geloop naar de fabriek voor melk en karnemelk. Hij kocht in 1918 het pand [30] Nobelstraat 33, dat hij vervolgens ingrijpend liet verbouwen en geschikt maken als winkel voor de verkoop van melk en melkproducten.

Een bevriende architect uit Assen had het ontwerp gemaakt. Het voortvarend optreden van de directeur was even slikken voor het bestuur, vooral ook omdat het tevens het woonhuis van Bolhuis was, maar men besloot erin mee te gaan; de coöperatie huurde de winkel. Op de bovenverdieping was een heuse melksalon gepland, waar men een glaasje melk kon drinken. Op zaterdag 5 april 1919 werd het verbouwde pand geopend. Nog steeds siert de naam de voorgevel. Voor gezellige avonden werd ook een piano aangeschaft. De salon bleek in een behoefte te voorzien en werd ook [31] ‘s avonds gebruikt. Zo werden voordrachtsavonden gehouden en werd in de salon op 2 augustus 1919 de Brielse Voetbalvereniging opgericht, de voorloper van de voetbalvereniging WRW. In 1921 vierde men het 25-jarig bestaan van de fabriek. Men kon terugkijken op wisselend succesvolle en moeilijke jaren en zag de toekomst met vertrouwen tegemoet.


Toenemende concurrentie

In de volgende jaren ging het echter minder goed met fabriek en winkel. De melksalon verliep en moest in 1926 de deuren sluiten. Directeur Bolhuis vertrok naar Den Haag. Vanuit Den Haag liet [32] hij - kennelijk had hij nog banden met de handel - weten dat ‘De Eersteling’ de verkoop van roomboter had overgedaan aan W. Noordermeer Hz.

De concurrentie nam toe. In 1927 werd de ijsfabriek annex zuivelfabriek ‘De Nieuwe Brielsche’ geopend. Deze inrichting stond buiten de vestingwallen, nabij het tramstation, op het ravelijn waar het bestuur ooit een nieuwe ‘De Eersteling’ had willen bouwen. De neergang zette nu bijzonder snel in. In de kranten verschenen steeds vaker advertenties van ‘De Nieuwe Brielsche’.

Maar ook door een gemeenschappelijke rivaal: de komst vanmargarine. Dit goedkope alternatief voor de Brielse roomboter was voor beide zuivelfabrieken desastreus. Reeds in 1928 stierf ‘De Eersteling’, zo flink begonnen in 1896, een stille dood.


Ook de concurrent kreeg het moeilijk en wel vanuit onverwachte hoek.

Het verkeer nam toe en de aanleg van de Groene Kruisweg vorderde en had ruimte nodig. ‘De Nieuwe Brielsche’ moest verdwijnen: op 12 oktober 1934 stond de inventaris in de krant te koop en kort daarop werd de fabriek gesloopt. De ijsbereiding werd voortgezet in een pand aan de Brigittenweg. Na bijna 40 jaar was de zuivelindustrie weer uit Brielle verdwenen.


                                                                           Over de auteur:  Henk Vegter is oud-directeur van de MAVO Bahûrim. Hij woont in Brielle.

Coöperatieve Stoomzuivelfabriek ‘De Eersteling’  Door H. Vegter     bron: link


Inleiding

Eind negentiende, begin twintigste eeuw was er sprake van een opmerkelijke groei van verschillende takken van handel en nijverheid in Brielle. Opvallend genoeg vond die groei voor een belangrijk deel plaats aan het Slagveld, dat tot die tijd vooral een groen karakter had, bestaande uit voornamelijk moestuinen en boomgaarden met hier en daar een zoutkeet en turfschuur. In 1879 werd hier een nieuwe machinale touwslagerij gebouwd door de firma Hofland. In 1896 ontstonden er twee nieuwe bedrijven: nabij de Zevenhuizen de kalkbranderij, weldra uitgebreid met een kalkzandsteenfabriek, en aan het Scharloo de stoomzuivelfabriek ‘De Eersteling’. In 1905 werd nabij de Kaaistraat de Coöperatieve Groentenveiling opgericht en in 1908 werd een gasfabriek aan het Slagveld opgestart, ter vervanging van de fabriek aan de Dijkstraat.

Tot slot werd in 1918 een houthandel gesticht met de naam ‘De Eilanden’. In dit opstel beperken we ons tot de Stoomzuivelfabriek.


De Coöperatie

Melkveehouders uit diverse plaatsen op Voorne kwamen op 27 april 1896 bij elkaar in Brielle om te besluiten tot de oprichting van een coöperatie voor de verwerking van melk tot roomboter. Totnogtoe gebeurde dat veelal op de boerderij. De leden van de coöperatie waren niet allemaal grote veehouders. Wat te denken van C. de Snayer uit Vierpolders met één koe in de winter en drie in de zomer? De start was voortvarend; in mei waren de statuten en een huishoudelijk reglement klaar en in juli werd het eerste bestuur officieel gekozen.

[25] Er werd besloten een stuk grond aan het Scharloo nabij bastion IV te kopen. De eigenaar, de heer Lageweg ging akkoord met het bod van f 1.000,-. Voor de bouw van een fabriek was echter meer geld nodig.

De voorlopige begroting beliep een totaal van f 14.500,-. Ook dit was geen belemmering en in augustus vond de aanbesteding plaats.

De eerste steenlegging door de heer J. Snoey uit Rockanje was in september en de opening van de fabriek volgde op 14 december.

Het is tegenwoordig eigenlijk niet te geloven dat in negen maanden een complete fabriek kon worden gebouwd. In onze tijd kost het vele jaren om alle vergunningen binnen te krijgen. Overigens kwam de eerste steenlegging enkele jaren later nog ter sprake. Toen Snoey zijn bestuursfunctie neerlegde stelde hij het bestuur voor dat er een steen zou worden ingemetseld, waarop gememoreerd zou worden wanneer en door wie de eerste steen was gelegd. Het bestuur vond het een goed plan, mits Snoey zelf de steen liet maken. Het bestuur zou er [26] vervolgens zorg voor dragen dat de steen geplaatst zou worden. In het gebouw is geen gedenksteen (meer) te vinden…



Het bestuur

De Coöperatie was bestemd voor heel Voorne, althans voor de toenmalige gemeenten Brielle, Vierpolders, Rockanje, Oostvoorne en Nieuwenhoorn. Die gedachte kwam ook tot uitdrukking in de samenstelling van het voorlopige bestuur. Uit elke gemeente werden twee leden benoemd in het voorlopige bestuur. Het tijdelijk voorzitterschap kwam in handen van Jan Snoey, die algemeen als voortrekker van de hele onderneming werd en wordt beschouwd. In juli 1896 werd het definitieve bestuur gekozen. Dit bestond uit drie personen. Daarnaast werden vijf commissarissen benoemd, waarbij de woonplaats geen rol speelde. Tot definitief voorzitter werd M.L. Veenenbos uit Brielle gekozen.


De Eersteling

De fabriek kreeg de naam ‘De Eersteling’. In de toespraak door de voorzitter ter gelegenheid van de eerste steenlegging werd de naam toegelicht. De spreker bracht in herinnering: ‘dat op een gehouden vergadering door een belangstellend deelnemer het voorstel werd gedaan de fabriek een naam te geven, en wist geen betere naam daarvoor te bedenken dan de Eersteling.

En waarom? Omdat in 1572 den Brielle de eerste stad is geweest, die het Spaansche juk afschudde, en zich weder vrij kon bewegen, en daarom in de geschiedenis bekend staat als de Eersteling der vrijheid, en in 1813, was Brielle weer de eerste stad die zich vrij maakte van de Fransche overheersching.

En nu zal de eerste zuivelfabriek op het eiland Voorne te Brielle worden opgericht en het is daarom, dat door hem werd voorgesteld, [27] de fabriek te noemen de Eersteling. Dit voorstel werd met daverend applaus begroet en aangenomen’.


Vergaderingen

De leden waren het erover eens dat er streng op de kwaliteit van de melk moest worden gelet. Daarbij stuitte men weldra op de voeding van de koeien. Er waren boeren die hun koeien lijnzaad en -koeken gaven. Dat beïnvloedde de smaak van de melk en daarmee die van de boter, nadelig.

In de vergaderingen werden deze en andere problemen uitvoerig besproken. Wat bijvoorbeeld aan te vangen met de ondermelk, het product dat overblijft na het afromen van de melk. Er zou kaas van gemaakt kunnen worden maar daarvoor ontbraken de spullen.

Uitventen langs de deur voor anderhalve cent per liter was een mogelijkheid maar er was geen venter. Voorlopig werd besloten dat de boeren de ondermelk terug moesten nemen. In 1898 werd een poging ondernomen om de ondermelk te ‘verkazen’, maar de aangetrokken kaasmaker hield het al snel voor gezien en de productie werd gestaakt.


[28] Directie

Tot directeur werd Otto Bolhuis benoemd. Hij had de dagelijkse leiding en verrichtte zijn taak tot ieders tevredenheid. Een voorstel van het bestuur om na enige jaren zijn salaris met f 200,- te verhogen tot f 1.400,- maakte echter in de ledenvergadering de tongen los. Er werd genuanceerd over gesproken. De één was ronduit tegen, een ander vond f 1.300,- genoeg en weer een ander wilde het bestuur volgen. Volgens goed vaderlands recept werd de middenweg gevolgd. Het salaris werd verhoogd tot f 1.300,-. Klachten waren er ook: het lid Nieuwland strooide praatjes rond als zou de directeur het vetgehalte van de melk niet goed bepalen. Het bestuur nam zelf monsters melk van Nieuwland en voerde controle uit. De uitslag gaf aan dat de meting van de directeur juist was.

Uitbreiding

Het ging de zuivelfabriek de eerste jaren voor de wind. De kaasmakerij kwam alsnog van de grond en kon allengs worden uitgebreid en ook de fabriek zelf werd weldra te klein.

Toen in 1906 de tramverbinding tussen Oostvoorne en Spijkenisse voltooid was, speelde men zelfs met plannen om de hele fabriek te verplaatsen naar het ravelijn waarin het tramstation was gelegen. Voorzitter Veenenbos en de directeur gingen het terrein nabij de tramhalte opmeten en polsten vervolgens de RTM of er bezwaar bestond tegen een vestiging van de zuivelfabriek. Het ravelijn was echter eigendom van het ministerie van Oorlog en die wilde geen fabriek in het schootsveld. Ook een poging van het bestuur om door middel van voorspraak van de minister van Landbouw toestemming tot bouw te verkrijgen, bleef zonder succes. Het bleef: nee.


[29] Modernisering

In de loop der jaren werd de botercontrole strenger. Vooral de koeling van de melk was daarbij een zwak punt. Er was weliswaar een ijskelder, maar die was ‘s zomers leeg. In 1910 werd daarom naast een nieuwe stoommachine ook een machine voor ijsbereiding aangeschaft. Er was langdurig over nagedacht en daarbij was ook gedacht aan de verkoop van ijs; slagers en ook het Groene Kruis hadden al interesse getoond. Voor een blok van 20 kg kon de fabriek 30 cent in rekening brengen. Het bestuur kon dan ook met een gerust hart een lening aangaan van f 7.000,-.

De leden konden tevreden zijn en tijdens de jaarvergadering van 1914 besloten zij zichzelf eens te verwennen. Het positieve saldo van de rekening bedroeg ƒ300,- en met algemene stemmen werd goedgevonden van dit bedrag een gezellige dag per boot naar Rotterdam te bekostigen om daar een ‘variatie’(zo zeggen de notulen, bedoeld zal zijn een variété) te bezoeken.


Oorlog

De samenwerking met de RTM verliep al even voorspoedig. De Maatschappij had een speciale wagon aangeschaft waarmee de melk vervoerd kon worden naar Rotterdam. De Eerste Wereldoorlog beïnvloedde de afzet op verschillende manieren. Zo steeg de melkprijs vanwege de oorlogssituatie, maar de overheid voerde een ’oorlogswinst’-belasting in. Daarbij moest men de melkventer goed controleren omdat de hoge prijs het aanlokkelijk maakte om de melk te verdunnen. Uiteindelijk kwam de roomboter op de bon.

voorgaande pagina

  https://www.debrielsemaasmond.nl/media/Download%20Mare/Mare_14-2.pdf -

Brielle Coöp Stoomzuivelfabriek ‘De Eersteling 1896-1926 / Daarna melkontvangst NV Galak Rotterdam

   ook off line  Brielle-de-Mare_14-2 blz.24>

   Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

voorgaande pagina