#Dr.b/2020-08-06

 /drenthe

voorgaande

voorgaande

versie-7.0

Tj. W. Boyenga Secretaris Drentse Zuivelbond 1929 - 1962


Tj. W. Boyenga , 35 jaar secretaris van de “Drentse Zuivelbond” en grondlegger van D.O.M.O. en DOMO.


Tj. W. Boyenga werd 9 juli 1901 - in Friesland - geboren en overleed 12 september 1986 in Norg

Deed in 1922 examen ‘Zuivelschool’ te Bolsward.

Was - 1926 - assistent. directeur op de zuivelfa-briek in Akkrum. (Fr.)

Trad in 1927 als administratief controleur in dienst bij de Drentse Zuivelbond en werd in 1930 secretaris van deze Bond. 27 December 1962 ging hij met pensioen


Uit Jaarverslag 1953:

Boyenga is 3 januari, 25 jaar in dient van de Dr. Bond. Hij begon als “controlerend ambtenaar”, maar werd al kort daarna, 11 februari 1930 secretaris van de Drentse Zuivelbond. Hij was dat jaar ook 25 jr. getrouwd. Kort daarna - 25 mei - verongelukten zijn vrouw bij een ernstig auto ongeluk.


Boyenga was de grondlegger van D.O.M.O. en DOMO. Hij schreef over het ontstaan van deze organisatie drie boeken:

1) 50 Jaar Bond van Coöp. Zuivelfabrieken in Drenthe, 1897 - 1947

2) De start van de DOMO.1952. Wat er aan vooraf ging

3) 25 jaar DOMO, 1938 - 1963

2 Juli 1983 heb ik Heer Boyenga en zijn - 2e - echtgenoot opgezocht in hun appartement in Norg

Hier een kort verslag daarvan:


De heer en mevrouw Boyenga zitten al klaar als ik kom, mevrouw Boyenga is eind vijftig, Boyenga is dan bijna 82 jaar oud.

Hij verontschuldigd zich, “hij is al 20 jaar uit de zuivel en zijn geheugen laat hem in de steek”.

Daar zou ik die avond niet veel van merken, zijn herinnering aan zaken van “vroeger” zijn nog uitstekend.

Hij heeft eigenlijk ook niet erg veel behoefte om over vroeger te praten. Dat valt in de praktijk echter die avond erg mee, hij kreeg terwijl de avond vorderde steeds meer lol in het gebeuren!

Boyenga, blijkt al ras, kan leuk vertellen, met een grote dosis humor, hij maakt het verhaaltje net zo dat het een positieve wending krijgt.

Toen hij - in 1927 - in Drenthe kwam werken was het een dankbare job, het was namelijk één grote troep. Zijn voorganger - J.P. Werumens Buning - had er een zootje van gemaakt.


Bij de malerijen, vaak onder het zelfde dak als de zuivelfabrieken in Drenthe, waren een “raar” financieel risico. Het kwam voor dat er zeer goed verdiend werd op het zelf ingekochte graan - dinsdags in de stad Groningen. Maar het kon ook uitlopen op een grote financiële strop. Deze handel werd ook vaak door de directeur van de fabriek gedaan, deze moest natuurlijk deskundig zijn - en geluk hebben -. In Peize kwam er een nieuwe directeur die veel te “licht” was, deze veroorzaakte een groot verlies voor de coöperatie, waarna hij zelfmoord pleegde.

De winst of verlies van de malerij werd aan het eind van het jaar vaak verrekend met de - melk - nabetaling, wat niet mocht, de twee boekhoudingen moesten gescheiden zijn.


De koop van de fabriek in Beilen door de DOMO ging niet in één keer. Er waren 13 vergaderingen voor nodig. Voor Beilen kwam het aanbod nog al onverwacht. De boeren hebben er vele borrels en sigaren en meerdere nachten voor nodig gehad. “Of de uiteindelijke fl. 400.000,-- nog de doorslag gaf weet ik niet”. Deze fl. 400.000,-- werd als nabetaling aan het eind van het boekjaar verdeeld. Dit was een handigheidje, om geen belasting te betalen. Drie boeren die enkele jaren daarvoor waren uitgetreden, meenden nog recht te hebben op ook een deel van het te verdelen bedrag. Dit ging zo ver dat het tot voor de rechter kwam. Ze hebben daar géén gelijk gekregen.


Bij opheffing of fuseren ging het er vaak stevig aan toe. Boyenga kwam een keer in een plaats - Uffelte? - om over mogelijke opheffing van de zuivelfabriek te komen praten. Dat was - zoals zo vaak - in één van de plaatselijke cafés - Toen hij binnen kwam zat de hele boel te kletsen en te kaarten. Toen hij om aandacht vroeg, stond de - gebochelde - brugwachter op en zij tegen Boyenge, “weet je wat ze met jou moesten, ze moesten je in het kanaal gooien”. De algemene bijval beloofde niet veel goeds voor de avond.

Boyenga loste dit soort dingen op door er maar niet al te serieus op in te gaan. “Dan moet je me eerst leren zwemmen”, was zijn antwoord, “anders verdrink ik”. Dit soort vergaderingen waren voor Boyenga altijd weer een - leuke - uitdaging. Hij heeft er velen tientallen gehad in zijn loopbaan, zelfs in de provincie Groningen.

Ik vertelde hem dat ik een paar dagen daarvoor bij de dochter van - oud - directeur Boelens uit Vries was geweest. “Boelens uit Vries was niet zo’n coöperatie man”, toch ging Boyenga er graag naartoe om een bakje koffie te drinken, “Boelens was nl. een erg aardige baas”.


Het opschrijven van al deze “verhalen” vind Boyenga eigenlijk niet gepast. Het zijn vaak dingen die in gesloten kring gebeurt zijn en deze kunnen nu een verkeerd licht werpen op Drenthe, wat hij deze provincie niet gunt. Hij houd nl. van Drenthe en zijn bevolking, van oorsprong komt hij - goed hoorbaar - uit buurprovincie Friesland.

Historie is voor hem eigenlijk niet zo interessant. De stukjes die Henk Vonk schrijft - in het blad van de DOMO en in diverse door hem geschreven boeken - vind hij “oude troep”.

Zijn hele leven heeft hij aan de toekomst gedacht. Hij was “ingehuurd” om de boeren zo veel mogelijk geld te laten krijgen voor hun geleverde melk.

Dat was soms moeilijk, vele fabrieken kochten nl. machines die zeer onrendabel werden gebruikt, als voorbeeld noemde hij de boterinpakmachines die maar enkele uren in de week draaiden. Voor veel fabrieken was een eigen kaasmakerij ook een wens. Deze werd door de Bond dan ontraden, maar de fabrieken schaften toch de spullen aan, ze gingen vaak hun eigen gang.

Er kwam dus naast de kaasbak en dergelijke ook een nieuwe kaasmaker, vaak uit Friesland, want in Drenthe had men geen ervaring met kaas...........


Aldus mijn, plots afgebroken, notitie uit 1983

▲  Knipsels Booijnga

naar onderwerpen-lijst

Boijenga

   Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl