#Ge/2020-08-05

voorgaande

voorgaande

versie-7.0

Veluwe

Zie ook Ontwikkeling-zuivelindustrie op-de-Veluwe

Zie ook MAP Hendrik Koekoek en Landbouwschap



Terug naar plaats

Naam

P/C

Start

Stop

Opmerking


Apeldoorn

Mariëndaal

c

1916

1978



Barneveld

V.V.M (VVM)






Bennekom

De Hoop

c

1932

1967



Bunschoten

Eemlandia




Noord-Holland


Ede / Wageningen

Concordia

c

1901

1987

1964 vecomi


Ede

M. I. J. de Kruif

p

1927

1951



Elburg/Doornspijk

Altena

p

1897

1942



Epe

Gelria

c

1899

1981



Ermelo

VVM.

p

1898

1940

In 1948 nog


Harderwijk

VVM.

p

1906

?

Was tot 1940 Amersfortia / In 1948 nog


Heerde

Heerde

c

1901

1983



Loenen

De Gelderland

c

1904

1973



Nijkerk

VVM

p

1905-

1963



Nijkerk

Volharding

c

1918

heden

Volnij


Nunspeet

VVM.

p

1899

heden

Nestlé


Oene

De Hoop

c

1895

1976



Putten

Putten

c

1920

1970



Terschuur

De Eendracht

c

1917

1979



Terwolde

De Boerenstant

c

1912

1972



Wezep

Kamperveen

c

1914

1996

vecolac


Wilp

Wilp

c

1897

1960


   Naar Kaart Veluwe

Bron: Gedenkboek „Van Veertig Zegenrijke Melkjaren” 1908-1948 / blz 93 t/m 108


door J.E. Schaap


ONTWIKKELING DER ZUIVEL­BEREIDING OP DE VELUWE 1898 - 1948

[093] Nu mij verzocht is, iets te schrijven over de ontwikkeling der zuivelbereiding op de Veluwe, ligt het voor de hand, dat dit het beste kan over eigen bedrijf en eigen omgeving.

Bovendien zullen de eerste ontwikkelingsjaren en belevenissen bij de meeste fabrieken op de Veluwe, in grote trekken wel gelijk zijn. In gedachten ga ik dan terug naar 1898.


In 1898 was het centrum van het dorp Nunspeet nog zeer klein. De hoofdweg was de Laan, met één enkele school, het oude Gemeentehuis en één hotel (het tegenwoordige hotel Ittmann). Verspreid om de dorpskern slechts zandwegen, waaraan kleine boerderijtjes en armelijke hutten. Het leven der bevolking was zeer armoedig. Voor ongelooflijk lage lonen moest men met lange werkdagen zware arbeid verrichten, voornamelijk spitten van bosgrond, waarmee 40 à 60 cent per dag werd verdiend. Een paar jaar later f 4.- à f 5.- per week. Iemand, die f 1.- per dag verdiende, was rijk en een benijd man. Van 's morgens 5 tot 's avonds 8 uur ging men bij de boeren dorsen voor 10 cent plus een bord pap.


Potstallen. Landbouw en veeteelt waren toch van ouds de hoofdzaak, speciaal landbouw, n.l. de teelt van rogge, haver en aardappelen. Het mestprobleem gaf hierbij veel moeilijkheden en de schapenhouderijen hielden met het mestvraag­stuk nauw verband, evenals de z.g. „potstallen”. Hier gold: geen mest, geen gras, geen oogst! Dit gold voor alle zandgronden op de Veluwe. Kunstmest was nog weinig bekend. De zuivelbereiding stond nog op zeer laag peil, de melk­winning was nog zeer onhygiënisch, speciaal door de vele potstallen, waarin dag na dag de mest werd opgehoopt (opgepot). Zelfs in de zomer werden de koeien 's avonds voor de mest op stal gezet.



 ONTWIKKELING DER ZUIVEL­BEREIDING OP DE VELUWE 1898 - 1948

Op de schrale zandgronden trof men voor het merendeel potstallen aan. Door het meerdere gebruik van kunst­mest zijn de potstallen langzamerhand verdwenen. Alleen op de betere gronden, langs de Zuiderzee en langs de rivieren, was de veeteelt en melkerij van meer belang.


De gewonnen melk werd op de boerderijen hoofdzakelijk tot boter verwerkt. De boter werd verpakt in vaatjes van 10 kg; enkelen verpakten in vaatjes van 20 kg. De boter werd persoonlijk naar de markt gebracht, voornamelijk naar Apeldoorn, Deventer, Barneveld, Harderwijk en Kampen. Speciaal in Deventer traden als kopers op de heren Ankerstuit, Lugard en Weil. De boter van kleine boerderijen bracht de boerin aan stukjes van 5 kg en kleiner naar de markt. De vaatjes waren voorgeschreven: eiken fust. In ruil brachten de boerinnen winkelwaren mee terug. Het karnen geschiedde steeds met de hand in de z.g. „stootkarn”. Zelden kwam karnen met paard of hond voor.


De mesterij. Een zeer groot gedeelte der gewonnen melk werd aangewend voor het vetmesten van kalveren. Op iedere boerderij trof men dan ook mesthokken aan en het kwam voor, dat een flinke boer in het bezit was van vijf of meer van dergelijke mesthokken. Ieder stierkalfje, dat geboren werd, werd z.g. opgezet.


Oude en nieuwe stal die geen voldoende kalveren van eigen boerderij had, kocht bij, hoofd­zakelijk stierkalveren. Het mesten geschiedde merendeels met volle melk, doch ook met eigen afgeroomde melk. De dieren, gemest volgens de eerste methode, brachten de hoogste prijs op. Ervaren kooplui konden zien, hoe het kalf was gemest. De duur van het mesten bedroeg meestal ca 12 weken. Met de bij de boterbereiding verkregen karnemelk werden varkens gemest, voornamelijk z.g. Londense varkens, die een gewicht moesten hebben van 120 tot 130 pond, die veel gevraagd werden voor bacon. Hiervoor waren op de Veluwe speciale opkopers aangesteld, die tegelijk de biggenhandel bedreven.



Door het meerdere gebruik van kunst­mest op de zandgronden werd bij alle boerderijtjes, en zelfs door boerenar­beiders, persoonlijk grond ontgonnen.

Men werkte van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Weldra was iedere land­arbeider in het bezit van 1 of 2 koetjes.

Sommigen lieten onder geleide hun [96] koetje grazen aan de wegen, anderen gingen aan de bermen der wegen gras snijden, zoals thans jongens doen voor hun konijnen. Kleine boeren, z.g. keuterboeren, hadden weldra 3 of 4 stuks.


Om de melk te krijgen! Door persoonlijk bezoek moest men trachten nieuwelingen te bewegen, de melk aan de fabriek te leveren. Velen be­loofden wel, de melk op een bepaalde datum te leveren, doch wanneer de melkwagen kwam, om ze op te halen bleef méér dan de helft achter. Ze wilden eerst de kat eens uit de boom kijken.

Over het algemeen was de bevolking bijgelovig. Toen een botermaakster geestesziek werd, wisten tegenstanders te vertellen dat dit kwam, omdat de duivel in de fabriekskarn zat. Deze had haar te pakken.


De ontvangst bij de boeren was echter altijd goed en gemoedelijk en men werd overladen met koek, koffie en beschuit met honing. 's Avonds kwam men thuis met de zakken vol koek (het zo gul weg­ geschonkene werd ongemerkt in de zakken gestopt) en moest men alleen op­ passen er niet op te gaan zitten. Iets weigeren werd kwalijk genomen. Het kostte veel moeite en overredingskracht de boeren tot leveren te bewegen. Onbekend maakt onbemind. Toch werden nieuwe melkritten ingesteld. De melkrijders werden uit hun midden aangesteld, waardoor, mede door invloed van deze, de melkaanvoer spoedig toenam.


Hoeveel bedroeg in die jaren de melkprijs? Uitbetaling geschiedde gedeeltelijk tegen vetgehalte en gedeeltelijk tegen vaste prijs. De zomerprijs, van 1 April tot 1 October, bedroeg f 3,04 en de winterprijs, van 1 October tot 1 April, f 3,54 per 100 liter. Boven deze prijzen kregen de leveranciers 80% onder­melk en 8% karnemelk gratis terug. Door deze prijsstelling waren zij, die melk leverden met een laag vetgehalte en knoeiers, het eerst bereid hun melk te verkopen.


Het ging dan om het aantal liters, niet om het vet. Weldra was de fabriek genoodzaakt voor vaste prijs toch een minimum vetgehalte te eisen. Spoedig werd zoveel melk ontvangen, dat tot de bouw van een nieuwe grotere fabriek moest worden overgegaan. Op de tegenwoordige plaats werd in 1903 een nieuwe fabriek gebouwd. De aanvoer was intussen gestegen tot 10.000 L. per dag.


 Lijst Historie

8  Ermelo:

In 1908 werd door 7 veehouders (begin dus van coöperatie, die zich niet ont­ wikkeld heeft) een handkrachtfabriekje „Veldwijk” begonnen. Dit fabriekje werd in 1909 overgedaan aan de heren W. Arendsen te Putten en Werkhoven. De fabriek werd verbouwd van hand- in stoomkracht en de melkaanvoer nam sterk toe. Op hun beurt verkochten zij dit bedrijf in 1912 aan de heer Posthuma (gerepatrieerd uit Transvaal), die in 1915 de fabriek weer overdeed aan de Gebr. Zwikker uit Zaandam. Deze verbouwden de fabriek opnieuw en be­ gonnen tevens een graanhandel, die op heden nog bestaat. De zuivelfabriek brachten zij in 1920 in bij de Ver. Veluwsche Melkfabrieken, daar Altena en Amers­ fortia II zich onder de leiding van de heer W. v. Dam te Amersfoort hadden verenigd. In 1923 werd de fabriek De Eendracht te Nijkerk in deze combinatie opgenomen.


 10-2 Hoenderloo: 1936 - 1947

In 1936 werd de N.V. Zuivelfabriek „Deelerwoud” opgericht. Hier werd het eerste jaar alleen de melk van het landgoed verwerkt. Het volgende jaar werd [106] bovendien nog de melk ontvangen van drie leveranciers uit Beekbergen. Dit bleef zo tot 1937, toen de heer Stade directeur werd. De melkontvangst steeg aanmerkelijk. In 1947 werd de fabriek opgeheven. De leveranciers werden overgenomen door de coöp. „Mariëndaal” te Apeldoorn, de VVM. te Barne­veld en de „Galak” te Amerongen.

Vanaf den beginne werd alleen boter gefabriceerd, consumptiemelk enz., be­nevens consumptieijs.

De heer Stada zal de ijsbereiding voortzetten.


 13-a Nijkerk 1902-1923 (part.) / 1923-1963 VVM

In Nijkerk werd in 1902 de zuivelfabriek „De Eendracht” opgericht door de heren H. Ham, E. Staal, E. v. Dijkhuizen en J. Kamphorst. Er werd boter en kaas gemaakt en honderden varkens gemest. Het kaasmaken duurde slechts kort. Tevens werd flessenmelk gemaakt voor Amersfoort. De fabriek ging weldra over aan de heren v.d. Steur, S. Visscher en E. Syperda. Het resultaat was niet bevredigend, zodat laatstgenoemde heren de fabriek op 1. Juli 1923 overdeden aan de Verenigde Veluwse Melkfabrieken. (VVM)


13-b-Nijkerk 1898-1918 (part.)

Tevens werd in 1898 door de heer M. Prins een fabriek opgericht, die deze in 1903 overdeed aan de heer Borgman. De heer Borgman verkocht haar op zijn beurt nog in 1903 aan de heer Floris Vos, voor wie als directeur optrad de heer S. v.d. Mey. De heer Floris Vos verbond zich intussen met de familie Koopman te Hilversum.


13-b Nijkerk 1918-Heden

In Mei 1918 werd een coöperatie opgericht, die de fabriek van de heer Floris Vos overnam en haar onder de naam „Volharding” voortzette. De eerste direc­teur was de heer M. Pel. Deze coöperatie bestaat nog. Eerst werd uitsluitend boter gemaakt. In 1918 begon men met de bereiding van melkpoeder en na verbouwing in 1923 met de bereiding van gecondenseerde melk) uitsluitend vatenmelk, geen blikmelk). De laatste jaren werden fok- en controlevereniging en T.B.C.-bestrijding gesteund.


 J. E. Schaap

11 Loenen:

Alhier werd in 1903 een coöp. zuivelfabriek opgericht, genaamd „De Gelder­land” met als eerste directeur de heer Twijnstra. Na 1945 de heer D. Koopmans. De melkontvangst is na de oprichting verviervoudigd. Alleen gewone melk­ producten werden gefabriceerd. Fok- en contróleverenigingen, T.B.C.-bestrij­ ding enz. worden gesteund.


10 Heerde:

De heer W. van Altena begon een stoomzuivelfabriekje in 1893, dat werd stop gezet in 1904.


De heer J. G. van Riemsdijk begon in 1897 een handkrachtfabriekje en zette dit twee jaar later om in stoomkracht. In 1908 werd de fabriek stopgezet. De N.V. Veessen werd opgericht in 1898 en in 1903 omgezet in een coöperatie met als directeur de heer Kastelein. In 1940 gingen de leveranciers over naar de coöp. Stoomzuivelfabriek “Heerde”, welke in 1901 was opgericht. De eerste directeur hiervan was tot 1939 de heer T. F. Koopmans. De melkontvangst is verviervoudigd. Alleen gewone melkproducten werden gefabriceerd. Contróle­  en fokverenigingen worden gesteund.


9 Harderwijk:

In 1905 werd door de heer v. d. Wal uit Amersfoort de fabriek „Amerfortia II” opgericht. De heer v.d. Wal exploiteerde reeds in Amerfoort de melkinrichting „Amersfortia”.

Doel van de oprichting was hoofdzakelijk om de omgeving met de vele ge­ stichten en het Koloniaal Werfdepót van consumptiemelk te voorzien. Hier werd dan ook de eerste jaren uitsluitend boter gefabriceerd. De eerste directeur was de heer Terwista, en sinds 1923 de heer K. G. Boer bedrijfsleider.


7 Epe:

Hier werd in 1890/91 de coöp. „Onze Fabriek” opgericht. Men begon met handkracht en in 1908 werd het fabriekje voor stoomkracht ingericht. In 1942 werd de fabriek overgenomen door de coöp. stoomzuivelfabriek „Gelria”.


De heer Weigmans begon in 1899 een handkrachtfabriekje, dat reeds in 1902 werd stopgezet.


De heer J. Westerink begon in 1895 een fabriekje, gedeeltelijk gedreven, door waterkracht. Dit fabriekje werd in 1900 overgenomen door de coöp. stoomzuivelfabriek „Gelria


In 1900 werd “Gelria” opgericht. De eerste directeur van „Gelria” was de heer J. v.d. Wal van 1900 tot 1934; de tegenwoordige direc­teur is de heer E. J. Abbink. Alleen gewone melkproducten worden gefabri­ceerd. Fok- en contróleverenigingen worden gesteund. Door overname van „Onze Fabriek” werd de melkontvangst in verhouding tot het begin vertien­voudigd.


5-a Ede:

Omstreeks 1900 werd hier een kleine melkinrichting opgericht, de N.V. Eden­sche Melkinrichting, met als eerste directeur de heer Posthuma. Deze inrichting werd echter in 1910 opgeheven en de melkvoorziening werd daarna voor een groot gedeelte verzorgd door de fabriek „Concordia” te Wageningen (opge­richt in 1903).


In 1927 richtte de heer J. de Kruif de Edensche Melkinrichting op, gevestigd aan de Bunschoterweg. Deze inrichting bestaat nog.


5-b Ede/Wageningen:

In 1895 richtte de heer Knuttel een fabriekje op. De melkprijs was in die jaren zeer laag, ca. 3 cent per liter in de zomermaanden, daar in die tijd de boter in Engeland slechts 75 cent per kg opbracht, wat de boeren ontevreden maakte. Zodoende werd in 1898 te Wageningen de N.V. Stoomzuivelfabriek „De Hoop” opgericht. Bij de oprichting werd de vorm van N.V. gekozen met kleine aandelen, zodat ook de boeren in het bezit hiervan konden komen. De aandelen werden in 1903 door „Concordia”, Ede-Wageningen, overgenomen. In 1901 deed de heer Knuttel, door ziekte genoodzaakt, zijn fabriek over aan de coöp. vereniging stoomzuivelfabriek „Concordia” met als eerste directeur de heer Balk.


In Maart 1903 kwam de coöp. vereniging „Concordia” Ede-Wageningen tot stand met als eerste directeur de heer J. Westerman. De melkaanvoer nam te Ede en Wageningen gestadig toe, zodat in 1909 en 1913 de fabriek te Ede werd verbouwd en Wageningen in 1912 en 1914. Onder leiding van de heer Ing. A. Schroder, opvolger van de heer Westerman, is veel gedaan aan verbetering van de melkwinning, door het houden van melkcursussen, melkcontróle en T.B.C.-bestrijding. Hoofdzaak bij beide fabrie­ken was boterbereiding en melkinrichting.


4 Bunschoten: 1900-1918 (part.) 1918-1963 (coöp.)

In 1900 werd een fabriekje opgericht, genaamd „De kleine Pol” dat in 1918 door een coöperatie werd overgenomen. Als eerste directeur werd benoemd de heer S. C. Visser. In 1928 brandde de fabriek geheel uit. Een nieuwe fabriek werd gebouwd en onder leiding van de heer T. Hoogkamp speciaal ingericht voor de fabricatie van Hatmaker melkpoeder. Tijdelijk is hier zeer veel caseïne bereid voor de kunstzijde-industrie (voor de Mij „Himca” van 1937 tot 1940).


3-2 Beekbergen:  1928-1946 (part.)

De heer Klein Essink begon in 1928 een stoomzuivelfabriekje. In 1946 werd dit opgeheven en de melk overgenomen door de coöp. Loenen.

3 Bennekom: Coöp. De Hoop 1933-1967

In 1898 waren reeds pogingen aangewend hier een coöp. fabriek op te richten, die echter niet tot stand kwam. De oprichting van de coöp. stoomzuivelfabriek „De Hoop” geschiedde eerst in 1933 en wel door ca 200 boeren, die eerst aan­ gesloten waren bij de coöp. „Concordia” te Ede, doch vóór 1 Januari 1932 om bepaalde redenen hun lidmaatschap hadden opgezegd. In Augustus 1933 is de fabriek begonnen de melk te verwerken. Voordien geschiedde dit door de coöp. fabriek „De Volharding” te Nijkerk. Als eerste directeur trad op de tegenwoordige heer T. v.d. Brink. Speciaalproducten, condens of melkpoeder worden niet gefabriceerd.

2 Barneveld: 1919-1930 / 1931-1940 / 1940-1946 / 1946- VVM

De stoomzuivelfabriek „De Harselaar” werd in 1919 opgericht door de heren J. H. van Swieten en Gelens. De eerste directeur was de heer Rollema, opge­volgd door de heer Sliekker, totdat in 1926 de heer van Swieten zelf de leiding heeft genomen. Onder diens leiding is van de overmelk ook een paar jaar kaas gemaakt. Verder werd consumptiemelk enz. afgeleverd aan Barneveld en Voorthuizen. De resultaten waren niet bevredigend, zodat de fabriek in 1930 werd stopgezet. De fabriek werd aangekocht door de heer W. Heuveling te Bun­schoten, die haar in November 1931 weer overdeed aan de heer K. Snijder te Barneveld. Een groot gedeelte der melk werd toen verkaasd. In 1937 werd een melkpoedermachine geplaatst en is één jaar de overmelk verpoederd. In Sep­tember 1940 werd de fabriek aan de heer B. Baars te Bodegraven verkocht, die de fabriek geheel verbouwde tot kaasfabriek. Tevens werd een flink kaas­pakhuis bijgebouwd. Tot 1946 was kaasbereiding de hoofdzaak en de kwaliteit der kaas was steeds bevredigend. In Februari 1946 ging de fabriek aan de VVM. te Nunspeet over. Het eerste jaar werd met de kaasbereiding doorge­gaan, doch door de te hoge heffingen, welke gebaseerd zijn op Friesland (welke niet als gemiddelde kunnen worden aangenomen) is de kaasmakerij stopgezet en de melk hoofdzakelijk naar Nunspeet vervoerd voor de bereiding van andere producten.

In lijst ook nog  coöp zuivelfabriekje van Baron v Nagel 1897-1901 zie bij 17-Terschuur

 1 Apeldoorn:


Hier zijn meerdere melkinrichtingen opgericht, o.a.: „De eerste coöp. Melk­slijters”, opgericht in 1916 en in 1924 voortgezet als melkinrichting „De Sier­kan” tot 1934. Daarna nam de heer Bargerman de Sierkan over en zette deze voort onder de naam melkinrichting „De Veluwe”.

De heer J. Groot Sr begon in 1898 een melkslijtersbedrijf „De Goede Ver­wachting”, zette dit voort tot 1933. De heer J. Groot Jr nam in 1933 de zaak over en richtte deze in 1938 in als melkinrichting. In 1940 deed hij de zaak over aan de Apeldoornsche Melkcentrale A.M.C. Deze werkte door tot 1946, waarna zij de zaak overdeed aan„ „Mariëndaal”.

In 1933 richtte de heer G. Groot een melkslijtersbedrijf op, dat ook in 1938 werd ingericht als melkinrichting. Dit bedrijf ging in 1941 over aan „Mariën­daal”.

Verder richtte de heer L. van Rijswijk in 1924 de melkinrichting „De Bonte Koe” op, die in 1943 werd opgeheven.

De heer H. Verbeek begon in 1927 de melkinrichting „Zuivelsticht” en zette deze in 1942 om in een melkslijtersbedrijf.

De Ruiter's Melkinrichting werd opgericht in 1916 en opgeheven in 1940, waarna ook dit bedrijf werd omgezet in een melkslijtersvereniging.


Mariëndaal: coöp. 1905-1978

Deze coöp. fabriek werd opgericht in 1905: De naam is ontleend aan de naam van een grote villa, welke voorheen stond op de plaats van deze fabriek, aan de Oosterdwarslaan. De eerste directeur was de heer B. v.d. Burg Wzn. Bij de oprichting werd slechts melk verwerkt van 28 leveranciers met 127 koeien. De grootste uitbreiding ging tot 1930, tijdens het beheer van de heer B. v.d. Burg. Vanaf het begin werd de melk betaald naar vetgehalte, later ook naar kwaliteit. Controle- en fokverenigingen, T.B.C.-bestrijding en melkcursussen werden gesteund. Bovendien werd een stalwedstrijd onder de leveranciers ge­houden, wat de hygiënische melkwinning zeer ten goede is gekomen.

In 1921/22 werd een nieuwe fabriek gebouwd aan de Deventerstraat. De melk werd betrokken uit Apeldoorn, Teuge, Twello, Terwolde en Beekbergen. Gewone melkproducten werden gemaakt, zoals boter, consumptiemelk enz. Na 1930 werd een paar jaar ook melkpoeder gefabriceerd en enkele jaren kaas. De kaasbereiding is geheel gestaakt; de tegenwoordige directeur is de heer Kooier.

4-b Doornspijk/Elburg 1897-1940 (part.) 1940- VVM

In 1896/97 is de fabriek N.V. „Altena” opgericht met als eerste directeur de heer J. Westerman, opgevolgd door de heer J. van Binsbergen. Hier werd de eerste jaren uitsluitend boter gefabriceerd. Deze N.V. begon omstreeks 1913 met het fabriceren van melkpoeder met een droogmachine van de firma Nicolai, waarvoor licentierecht moest worden betaald. Later is deze machine vervangen door machines van de Goudse Machinefabriek.


In welk stadium bevond zich de zuivelbereiding in de eerste jaren op de Veluwe?

 2 Barneveld

 1 Apeldoorn

 3-a Bennekom

 4-b Doornspijk

 4-a Bunschoten

 3-b Beekbergen

 5 Ede-Wageningen

 7 Epe

 8 Ermelo

 9 Harderwijk

 10-a-Heerde

 10-b-Hoenderlo

 11 Loenen

 13-a-Nijkerk

15 Oene:

De coöp. stoomzuivelfabriek „De Hoop" werd opgericht in 1895. Men begon als handkrachtfabriekje op een boerderij. Vervolgens werd een nieuw hand­krachtfabriekje gebouwd, dat in 1898 werd ingericht voor stoomkracht. In 1923 werd de fabriek verbouwd en vergroot.

De eerste directeur was de heer Wieldraaier, de tegenwoordige de heer H. Mulder, vanaf 1915. Sinds 1934 is aan de fabriek een melkinrichting verbonden en legt men zich hierop speciaal toe. Een filiaal en depóts zijn in Apeldoorn gevestigd. De melkontvangst werd verviervoudigd. Fok- contróleverenigingen enz. worden gesteund.


20 Wilp:

[107] In 1897 werd alhier de coöp. stoomzuivelfabriek „Wilp” opgericht. Als eerste directeur trad op de heer J. Roorda, thans de heer P. v.d. Veer vanaf 1911. De melkontvangst is na de oprichting ongeveer verdriedubbeld. Gewone melk­ producten werden gefabriceerd. Ook hier werden fok- en controleverenigingen, T.B.C.-bestrijding enz. gesteund.

 Résumé:

Zoals uit het vorenstaande is gebleken, ging de ontwikkeling der zuivelbe­reiding snel vooruit. Potstallen waren inmiddels door het meerdere gebruik van kunstmest verdwenen.


Van de zijde der fabrieken, speciaal op de Noord-Veluwe, werd in samen­werking met het Zuivelconsulentschap (Commissie voor Verbetering van Melk­ winning en Stalverbetering in Gelderland) gewezen op hygiënische melkwin­ning. Met steun der fabrieken werden melkcursussen en voormelkerscursussen opgericht, controle- en fokverenigingen, stierhouderijen en T.B.C.-bestrijding werden gesteund, zodat in de loop der laatste jaren ook het gemiddelde vetgehalte der gewonnen melk regelmatig hoger werd (zie naaststaande grafiek).


Ook de gemiddelde melkgiften per koe werden door selectie - tot de tweede wereldoorlog - hoger, van 2500-3000 liter per jaar.

Het veebeslag werd, wat exterieur aangaat, beter. De melkaanvoer bij de fabrieken nam over de gehele Veluwe toe, omdat de veehouders begrepen, dat fabriekmatige verwerking het voordeligst was en aan het mesten der kalveren meer risico was verbonden.

 Daar meer kunstmest disponibel was, werden meer woeste gronden ontgonnen. De melkprijzen waren voor de boeren bevredigender (zie grafiek). De melkaanvoer is over de gehele linie ongeveer verdrievoudigd. Ook de in­ richting der fabrieken werd over het algemeen regelmatig verbeterd. Meerdere fabrieken zijn thans ingericht voor het maken van Hatmaker melkpoeder, zoals de Coöp. „Kamperveen” te Wezep, de V.V.M. te Nunspeet, Harderwijk en Nijkerk (2), Bunschoten en Terwolde.


Gecondenseerde melk in vaten wordt gefabriceerd door de coöp. „Kamper­ veen”, Wezep en „De Volharding” in Nijkerk. Gecondenseerde melk met suiker, speciaal Tropenmelk in blik en evaporated melk door de V.V.M. te Nunspeet. Tevens is deze laatste fabriek ingericht voor de bereiding van speciaalproducten.


Als kaasfabriek is ingericht „De Harselaar” te Barneveld (van de V.V.M. te Nunspeet - zie

tabel pag. 102).

Uit één en ander blijkt, dat op de Veluwe in het algemeen en in ieder opzicht vooruitgang is te bespeuren, zowel wat kwaliteit als sa­ menstelling der melk betreft, wat zeker de melkleveranciers op de Veluwe ten goede is gekomen.

Thans is het wachten op de verplichte uit­ betaling naar kwaliteit, en verplichte T.B.C.-bestrijding.

Dank zij de leiders der fabrieken, veeteelt-, landbouw- en zuivelconsulenten in Gelderland is op de Veluwe een groot werk verricht.



J. E. Schaap.

19 Wezep

Ook de condensfabricatie begon zich te ontwikkelen; in Kampen waren twee fabrieken opgericht, n.l. door de heren Jansen en Storms en de heer van Heel.

[101] Zij trachtten hun melkwinningsgebied op de Veluwe uit te breiden, waar­ door de concurrentiestrijd groter werd, met het gevolg, dat in 1915 de coöp. fabriek „Kamperveen” te Wezep werd opgericht. De eerste directeur was de heer J. G. Veening, die tot heden nog de leiding heeft. De fabriek kan als één der beste coöperaties worden beschouwd. De melkaanvoer nam snel toe, en was in korte tijd meer dan verdubbeld. In 1918 werd begonnen met de be­reiding van Hatmaker melkpoeder, in 1929 met de fabricatie van geconden­seerde melk (vatenmelk) en blokmelk en de bereiding van Krause melkpoeder staat thans op het programma.

 18-2 Vaassen:

De heer Jac. Brouwer van de Jonas begon in 1900 in Vaassen een handkracht­ fabriekje, dat in 1920 werd opgeheven

18 Terwolde:

De heren Lugard richtten in 1890 een stoomzuivelfabriekje op, genaamd „Emstermate”, dat reeds in 1915 werd opgeheven. In 1912/13 werd de coöp. stoomzuivelfabriek „De Boerenstand” opgericht. Eerste directeur was de heer T. de Boer tot 1927, daarna de heer P. Holstein. De gewone melkproducten werden gefabriceerd, benevens karnemelkpoeder „Holkapo”. De melkontvangst nam na de oprichting belangrijk toe (minstens verdubbeld). Vanaf 1925 werd ook Hatmaker melkpoeder gemaakt. Ook hier werden de diverse verenigingen gesteund.

17 Barneveld/Terschuur:

Omstreeks 1897 richtte de heer Baron van Nagell, burgemeester van Barneveld, een fabriekje op. [105] In September 1901 werd de coöp. stoomzuivelfabriek „De Eendracht”, Ter­schuur, opgericht, die tevens de fabriek van Baron van Nagell overnam, en een nieuwe fabriek bouwde in Terschuur. De eerste directeur van beide fabrieken was tot 1915 de heer R. Nolde, daarna kwam elk der fabrieken onder eigen leiding en wel Barneveld onder leiding van de heer J. Mastenbroek en Terschuur onder de heer J. Broekhuizen. Vanaf 1937 werd de gehele leiding weer toe­vertrouwd aan één directeur, n.l. de tegenwoordige heer J. Broekhuizen. De gewone producten: boter, consumptiemelk enz. werden gefabriceerd. De melk­aanvoer nam, zoals aan de meeste fabrieken, gestadig toe. Ook het vetgehalte der melk ging langzaam naar boven. De laatste jaren werden T.B.C.-bestrijding, stierhouderijen, fok- en controleverenigingen enz. gesteund.

16 Putten:

De zuivelfabriek in Putten werd opgericht in 1904 door de heren Floris Vos uit Bussum en de heer Koopman uit Hilversum, onder de naam van „Vereenigde Zuivelfabrieken Nijkerk en Putten”. De eerste directeur was de heer Meintema, de laatste de heer S. v.d. Mey, totdat in 1919 de fabriek werd overgenomen door een coöperatie met als directeur de tegenwoordige heer H. Haanstra. Hoofdzaak is steeds geweest boterbereiding met tijdelijk kaasmakerij en in de beginne varkensmesterij.


 15 Oene

 16 Putten

 17 Terschuur (Barneveld)

 18-a-Terwolde

 18-b-Vaasssen

 19 Wezep

 20 Wilp

 Résuné

 14 Nunspeet

14 Nunspeet 1896-1899 De Veluwe / ook 1897-1901

                      1899-(Schaap en Co.)              / 1897-1901

Het eerste bedrijf. Toen in 1896 door Mij „De Veluwe” (verffabriek) een zuivel­fabriekje werd opgericht, bestonden de potstallen nog, vooral in het centrum van de Veluwe. Drijfkracht van het fabriekje was electriciteit en stoomlevering geschiedde door een kleine staande ketel. De leiding was in handen van een directrice. Door onenigheid met de directeur van Mij „De Veluwe” richtte haar familie (Branderhorst) in 1897 daarnaast een handkrachtfabriekje op (dat na enkele jaren vanwege de concurrentie werd gesloten). In de beginne moest dan ook de grondstof voor de fabriekmatige zuivelberei­ding hoofdzakelijk van de betere gronden worden aangevoerd. De boeren brachten, óf alleen óf gezamenlijk, de melk naar de fabriek. Het meten der melk geschiedde uitsluitend met meetemmers. Op Zondag werd geen melk ontvangen, hetgeen op de Veluwe tot heden zo is gebleven. Op bescheiden schaal werd boter en wat kaas gemaakt. Dit laatste hield spoedig op. Op de Veluwe werd, en wordt nog zeer weinig kaas gemaakt, noch door de boeren noch door de fabrieken.


De aangevoerde melk werd gepasteuriseerd in een voorwarmer, ontroomd, en room en ontroomde melk afzonderlijk gekoeld. De room werd opgevangen in Schwarz vaten en gekarnd in een Holsteinse karn. Het kneden geschiedde op een kneedbord. Ontromen en boterbereiding geschiedde in één lokaal. Het karnen, kneden en verpakken der boter geschiedde door meisjes, in navolging van Denemarken. In het algemeen voelde men later niet veel meer voor vrouwenarbeid, en werden de vrouwelijke vervangen door mannelijke krachten. De afgeroomde melk en karnemelk ging terug naar de boerderij. Daar gedu­rende de grootste melkaanvoer niet alle ondermelk werd teruggenomen, werden met de overtollige ondermelk aan de fabriekvarkens gemest, hoofdzakelijk z.g. Londense varkens.


Na een kwijnend bestaan ging op 1 Mei 1899 de fabriek over aan de heren J. E. Schaap en W. C. de Zeeuw onder de naam van J. E. Schaap & Co. Beide heren zijn thans nog in het bedrijf werkzaam. De melkontvangst bedroeg toen ca 1000 liter per dag.


De toentertijd bekendste nieuwe machines werden geïnstalleerd. De meetemmers werden vervangen door bascules, het ontromen en karnen ge­schiedde in afzonderlijke lokalen. De Schwartz vaten werden spoedig vervangen door roombassins en de Holsteinse karns moesten plaats maken voor een karn­ kneder. Gestadig kwamen meer leveranciers zich aanmelden, waardoor de melkontvangst toenam, doch ook­  de afstanden, waarop de melk vervoerd moest wor­den, groter werden.


Oldebroek (filiaal) 1906-1912 / 1912- van Heel

Daarom werd besloten, in Olde­broek een ontroomstation te bouwen. Toen dit bekend werd, kwamen nog meer leveranciers uit die omgeving zich aanmelden, zodat van dit plan werd afgezien, en een volledige fabriek werd gebouwd, welke op 1 Maart 1906 in bedrijf werd gesteld. Voorlopig werd hier uit­sluitend boter gemaakt. Toen meer ondermelk aan de fabriek achterbleef, werd deze naar Nunspeet ver­voerd, waarvan magere kaas werd bereid. De fabriek was niet voor kaasmakerij ingericht (geen goed pakhuis) en één en ander liet vooral door de kwaliteit der melk in de zomer, nogal te wensen over, zodat de fabricatie niet lonend was.


Intussen was in Zoetermeer door de heren Monhemius en A. Noordam (later de heer van Vulpen) een melkpoederfabriek opgericht, „De Centrale Melk­fabriek” (later „Zeelandia”), overgebracht uit Zeeland, welke één der eerste melkpoederfabrieken was.

Naar melkpoeder was in binnen- en buitenland goede vraag, zodat in 1912 besloten werd, de fabriek te Oldebroek voor melkpoederfabricatie in te richten. Hiervoor werd overleg gepleegd met de machinefabriek Loog-Landaal te Apeldoorn, die een melkpoedermachine, systeem Hatmaker, zou construeren. De juiste constructie was nog geheim, doch de firma Loog-Landaal kreeg er toevallig één te zien. Het is te begrijpen, dat deze machine nog geen 100% was, zodat hiermede heel wat is afgetobd. Een ware lijdensgeschiedenis. Deze machine werd twee jaar later vervangen door een gefabriceerd door de Goudse machinefabriek.


Vermeldenswaard is wellicht het volgende: Toen een goed product werd ge­maakt, zijn er onder toezicht van een medicus (directeur van een sanatorium) proeven genomen, door aan de melk medicijnen toe te voegen en van het ver­ kregen product biscuits te bakken. Dit had ten doel het den patiënten gemak­ kelijker te maken medicijnen op te nemen, die moeilijk werden ingenomen. Door plotseling vertrek van deze medicus naar Indië zijn de proeven gestaakt.


In Maart 1918 nam de heer van Heel de fabriek te Oldebroek over


De fabriek te Nunspeet op de gewone manier voortgezet

In 1916 werden twee machines, Hatmaker-systeem, in Nunspeet geplaatst. Tevens werd in dat jaar begonnen met de bereiding van het krachtvoedsel „Virogeen”. In 1917 werd begonnen met het fabriceren van Caseïne en in dat jaar werd een machine voor het drogen van dit product aangeschaft (een droogtrommel systeem prof. van Calcar).

In 1919 zijn door de fabriek Nunspeet proeven genomen om de kwaliteit der boter te verbeteren door toevoeging van koolzuur. Hiertoe werd tijdens het kneden koolzuur in de karnkneder gebracht. Uit latere proefnemingen, ook in andere fabrieken, is gebleken, dat de kwaliteit niet minder, doch ook niet beter werd.

Vanaf 1920 werden grote hoeveelheden karnemelkpoeder gefabriceerd en in 1935 is begonnen met de bereiding van roomijs.


In 1939 had een groot Zwitsers concern plannen om in ons land een fabriek te exploiteren.

Dit concern - Néstle - had reeds fabrieken in meerdere andere landen, waar o.a. de wereld­ beroemde Tropenmelk „Bear Brand” en andere bekende merken gemaakt werden. Dit concern kocht eerst in Holland gecondenseerde melk bij, doch gaf er de voorkeur aan, deze daar zelf te fabriceren.

Tot dit doel heeft Nestlé toen de fabriek te Nunspeet overgenomen.

Een nieuwe fabriek, speciaal voor de bereiding van gecondenseerde melk werd bijgebouwd, met afdelingen voor speciaalproducten. De allernieuwste machines en werktuigen uit roestvrij staal werden geïnstalleerd. In 1947 werd begonnen met het in Zwitserland en vele andere landen bekende kindervoedsel „Lait Guigoz”.


Vereenigde Veluwsche Melk­productenfabrieken (VVM)

In 1940 werd door het Nestlé concern de „VVM.” overgenomen. Hierbij waren aangesloten: de fabrieken „Altena" te Doornspijk, „Amerfortia-II” te Harderwijk, de fabriek „Veldwijk” te Ermelo en „De Eendracht” te Nijkerk. De gehele combinatie werd voortgezet onder de naam van Vereenigde Veluwsche Melk­productenfabrieken (VVM) met als hoofdkantoor Nunspeet.

In Februari 1946 werd bovendien de fabriek „De Harselaar” te Barneveld aangekocht, waar kaas werd gefabriceerd.


Fok- en contróle-verenigingen, stierhouderij en T.B.C.-bestrijding en melkcursussen werden gesteund. Een voorlichtingsdienst is ingesteld.

Het hoofdbedrijf der combinatie is het fabriceren van gesuikerde geconden­seerde melk, evaporated en speciaalproducten. De bereiding dezer producten geschiedt in de fabriek te Nunspeet.


Zo nodig wordt melk betrokken van de aangesloten fabrieken, terwijl regel­matig melk wordt bijgekocht van de omliggende coöperatieve fabrieken.


In 1940 werd de fabriek „Altena” te Doornspijk stopgezet en de melk naar Nunspeet vervoerd.


In 1948 werd een groot magazijn gebouwd en de afdeling speciaalproducten uitgebreid.

Door de VVM. wordt steun verleend aan: melkcursussen, voormelkerscursus­sen, contróle- en fokveeverenigingen, stierhouderijen en T.B.C.-bestrijding. Een voorlichtingsdienst is ingesteld. Hiervoor worden z.g. „praatavonden” ge­houden, waar boeren uit een bepaalde kring 's avonds bij elkaar komen, en alle vragen gesteld kunnen worden op landbouw- en veeteeltgebied.


 Kaart zuivelfabrieken Veluwe

   Naar Lijst Zuivelhistorie

   Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl