#04/2020-08-19

voorgaande

terug naar lijst personen versie-7.0

Zuivelhistorienederland.nl

J. Mesdag Zuivelconsulent Friesland overleden - 1932

J. Mesdag

   Tekst ook in MAP zuivelconsulent J. Mesdag  

     Pagina zuivelconsulent Friesland

   Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

Bron: Leeuwarder Courant  1932-02-22


Zuivelconsulent Friesland J. MESDAG †


Op ongeveer 81 jarige leeftijd is te Leeuwar­den overleden de heer J. Mesdag zui­velconsulent van de Friesche Maatschappij van Land­bouw en officier in de orde van Oranje Nassau. Een kortstondige ziekte heeft een einde gemaakt aan dit lan­ge en vruchtbare leven.


Maandag 15 Februarie was de heer Mesdag nog in Den Haag. Woensdag was hij in Leeuwarden terug. Dien dag voelde hij zich min­der goed, doch ’s middags vijf uur begaf hij zich naar zijn laboratorium en 's avonds bezocht hij een vergade­ring, waar hij nog het woord voerde. Donderdag moest hij in bed blijven. Toen hij ‘s middags opstond werd bij door een beroerte getroffen en viel hij bewusteloos neer. Zonder dat hij weer bij kennis is geweest kwam Zondagnacht het einde.


In den heer Mesdag verliest Friesland een der merkwaardigste en tevens een der krach­tigste persoonlijkheden uit de geschiedenis der Friesche zuivelbereiding, een man, die in een tijdvak van snellen technischen vooruitgang leiding wist te geven aan het belangrijkste be­drijf van onze provincie.


Op 24 Juni 1892 werd hij benoemd tot zuivel­consulent der Friesche Maatschap­pij van Land­bouw.  Hij  was toen 42 jaar en hoewel hij een zeer  stevige scheikun­digen ondergrond had, begaf hij zich als zuivelconsulent op een voor hem groo­tendeels onbekend terrein. Immer, van 1878 tot 1886 was hij assistent geweest aan het chemisch laboratorium van de Rijksuniversiteit te Groningen onder lei­ding van prof. Modderman. Gedurende dat tijdperk was hij van 1880 tot 1883 le­raar aan de kweekschool voor onderwijzer, aldaar. In 1886 werd hij be­noemd tot leeraar in de natuurwetenschappen aan de H. B. S. voor meisjes te Groningen.


Teneinde zich voor zijn nieuwe taak als zui­velconsulent te bekwamen, bracht de heer Mesdag een half jaar door in Denemarken en Sleeswijk Holstein, waar hij onder leiding van professor Segelcke de zuivelbereiding bestu­deerde.

Op 3 Januari 1893 trad de nieuwe zuivelcon­sulent in functie. Destijds verkeerde de Friesche veehouderij in een tijd van kentering. De over­gang van de zuivelberei­ding van de boerderij naar de fabriek was in vollen gang. In plaats van dat op elke boerderij door boer en boerin op oude voorvaderlijke wijze uit de melk werd ge­haald, wat er in zat, ging de melk van een honderdtal boeren naar één bepaald centrum.


Niet gemakkelijk was men hiertoe te bewegen. De boer is uit zijn aard conserfatief en de oprichting van de eerste zuivelfabrieken in de tachtiger jaren waren op fel­len tegenstand gestuit.

Hier en daar waren Landheeren, die hun pachters contractueel verboden, hun melk aan zuivelfabrieken te leveren. Wij hebben Friesche novellen gelezen, waarin het als een luiheid en een lakscheid werd geschilderd, als de boerinnen toelieten, dat hun melk in plaats van in de tsjernherne, in de fabriek gekarnd werd.


Toen de heer Mesdag hier optrad, was wel is waar de eerste strijd gestreden en was de overwinning aan de fabriekmatige zuivelbereiding geweest, maar de taak van den nieuwen zuivel­consulent zou zijn deze overwinning te consolideren, te zorgen ook, dat men niet op zijn lauweren ging rusten, maar dat de nieuwe pro­ductiewijze steeds verder vervolmaakt werd.

Hiervoor was noodigeen man met wetenschappelijken zin, in staat om de nieuwe resultatenaan de practijk dienstbaar te maken, maar tevens een man, die door zijn krachtige persoonleukheid en groote autoriteit in staat zou zijn het conserva­tisme met succes te bekampen.


En Friesland was zoo gelukkig in den heer Mesdag een man te vinden, die deze ei­genschappen paarde aan een ongelooflijke werkkracht.


,,Ofschoon”, zoo schreef onze landbouwmede­werker bij zijn tachtigsten verjaar­dag, ,,schijnbaar  zijn taak als zuivelconsulent den omvang van zijn arbeid be­perkte, was toch het eigenaardige zijner methode van werken, dat het gebied zich steeds meer in de diepte uitbreidde. Niet alleen de zuivelbereiding, de boter en de kaas trok zijn groote belangstelling, maar alles, wat daarmee in de fabriek of op de boerderij in meer of minder nauw verband stond, werd zorgvuldig bestudeerd.


Zoo bewoog bij zicht op het gebied der veeevokkerij, de veevoeding, het melken, de drinkwatervoorziening, het onderwijs in de zuivelbe­reiding enz enz, terwijl in late­re tijden de minder goede samenstelling van karnemelk en wei, als gevolg van ver­andering in de wijze van bereiding der boter en der kaas een voor­werp van aan­houdende zorg uitmaakte". Doch niet alleen op het gebied der wetenschap moest de heer Mesdag werkzaam zijn. De resultaten der wetenschappelijke studie moest onder de menschen worden gebracht. Als leeraar aan de rijkslandbouwwinter­school te  Leeuwarden, aan de cursussen aan onderwijzens voor de lagere land­bouwacte, als leider van de bekende cursussen-Mesdag, voor melkcontroleur had de zuivelconsulent een zeer groot aandeel, in de practische vorming van hen, die in de zuivelbereiding een meer of minder leidende positie innemen.


Maar vooral deed de heer Mesdag in de bijna veertig jaren, dat hij zuivelconsulent was, zich kennen als de man, die het wel eens wat logge lichaam der fabriekmati­ge zuivelbereiding overal waar dit noodig was, in beweging wist te brengen.

Een soepele figuur, die iedereen voor zich ínnam was hij allerminst. Deze harde en stoere werker, die dikwijls’s avonds tot elf uur in  zijn laboratorium boven in het Landbouwhuis was te vinden en op hoogen leeeftijd, in één dag, heen en terug naar den Haag reisde om na terugkeer met den laatsten trein nog eens een uur in zijn laboratorium te werken, had iets stroefs, vooral bij de eerste kennisma­king. Zij die hem beter kenden wisten dat hij ook anders kon zijn dat hij niet zóó in zijn velerlei werkzaamheden opging of hij hield tijd en belangstelling over om met den grooten kring van van menschen, met wie hij geregeld in aanraking kwam, mee te leven .en vaak kon hij, zelfs tegenover hem die hem slecht, af en toe ontmoetten, blijk geven van een hartelijkheid welke weldadig aandeed.

Maar toch, niemand zal hem een man noemen die bij zijn eerste optreden stor­menderhand alle harten veroverde­

Dat hij onder de Friezen zoo gezien was, dat hij in deze provincie zoveel invloed had, dankt

hij aan andere eigenschappen, aan zijn groote kennis, aan zijn enorme toewijding en onkreukbare eerlijkheid.


De Friesche boer, vooral een dertig jaar ge­leden, vaak gereserveerd tot op het wantrou­wende af tegen de ambtenaren, voelde intuïtief, dat men hier te doen had met een man van groote capaciteiten, die zich zelf niet zocht, doch zijn eigen be­langen geheel had onderge­schikt gemaakt aan het algemeen belang.

En zoodoende kon de heer Mesdag zeer veel tot stand brengen. Wel was de strijd soms fel, maar steeds trad hij als overwinnaar te voor­schijn.

Wij willen hier slechts enkele punten noemen

Daar is de betaling van melk, naar vetge­halte. Toen de heer Mesdag als zuivelcon­sulent aantrad, werd door de fabrieken de melk nog naar gewicht betaald. Voor melk met 2,80 procent vet, die dus per 100 K.G. nog geen 3 K.G. boter leverde, ontving de boer denzelfden prijs als voor melk met 3,50 procent vet.

Hard werkte de nieuwe zuivelconsulent om hierin verbeterig te krijgen en even hard ver­zetten zich vele boeren, die of de methode van onderzoek of het percenta­ge van hun eigen koeien niet vertrouwden. Wie dezen strijd van nabij heeft mee­gemaakt, zal zich herinneren hoe fel het in vele fabrieksvergaderingen soms toe­ging. Maar ook deze strijd werd beslecht in het voordeel van den heer Mesdag en thans zal niemand in Friesland betaling naar gewicht terug wenschen.


Dan is er de melkcontrole. Toen het langzamerhand begon vast te staan, dat de melk van de eene koe veel meer vet bevatte dan die van de andere en dat het vet­gehalte door doelmatige voeding en door in een bepaalde richting te fokken hoog­er kon worden opgevoerd, was het weer de heer Mesdag die ijverde voor het con­troleeren der koeien op melkopbrengst en vet­gehalte en de voldoening mocht smaken, dat deze controle zich langzamerhand in Friesland inburgerde met het resultaat, dat het ge­middelde vetgehalte van de fabrieken. aangesloten bij den Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken, steeg van pl. m. 3.07 in 1900 tot 3.40 in 1929.


Tenslotte noemen wij den grooten invloed, welken de heer Mesdag heeft gehad op de botercontrole. Knoeierij met onze boter, en in het bijzonder de vervalsching daarvan met margarine, kwam in het laatst der vorige eeuw in sterke mate voor. En zulks in die mate, dat belangrijke afzetgebieden door wettelijke maat­regelen in het buitenland voor ons verloren dreigden te gaan.

Het lastige punt voor de bestrijding der knoeierijen met margarine was, dat door die ver­menging wel het gehalte aan vluchtige vetzuren naar beneden ging, maar dat onder bepaalde omstandigheden ook zuivere onvermengde natuurboter een vrij laag gehalte aan vluchtige vetzuren kan hebben. Toen werd er dit op gevond­en, dat men de boter, die voor verzending gereed stond of al onderweg was, verge­leek met monsters boter of room die omstreeks den­zelfden tijd genomen waren in de fabriek, waaruit de verzonden of ter verzending gereed staande boter afkomstig heette te zijn. Op die wijze ken door bepaling van het gehalte aan vluchtige vetzu­ren en andere langs scheikun­digen weg bepaalde getallen met zekerheid worden uitgemaakt, of al dan niet vervalsching met margarine was geschied.


Aan het initiatief van den heer Mesdag was te danken, dat niet de Bond van Coö­peratieve Zuivelfabrieken het eerste botercontrole-station oprichtte, maar dat dit geschiedde door do Friesche Maatschappij van Landbouw, die als niet direct be­langhebbende beter het vertrouwen in de botercontrole kon wekken. Verder was de gehele organisatie van het Frieschecontrole-station het werk van den heer Mesdag. Dat hij ook op dit gebied volledig succes had, be­wijst de omstandigheid, dat in andere provinciën ook dit voorbeeld word nagevolgd  en dat tenslotte de Nederlandsche regering haar sanctie aan de controle-stations verleende, ter­wijl deze nog geheel zijn ingericht naar den grondslag, door den heer Mesdag aan het Friesche controle-station gegeven.


Lange jaren is de heer Mesdag directeur van het botercontrole-station geweest, totdat hij dit omvangrijke werk in 1930 aan jongere krachten overdroeg en alleen het zuivelconsu­lentschap aanhield.

Hoezeer het werk van den heer Mesdag werd  gewaardeerd bleek bij zijn vijf en twintigjarig  zuivelconsulentschap in 1918 en bij zijn tachtigsten verjaardag in 1931. Beide keeren mocht hij van heinde en verre gelukwenschen ontvangen en waren autoriteiten en de Friesche zuivelbereider, zowel uit de coöperatieve als uit de par­ticuliere bedrijven eensgezind in hun huldebetui­gingen aan den man, aan wien Friesland zoo ontzaglijk veel heeft te danken.


Thans is deze stoere man, die gewerkt heeft, zoolang het dag was, van zijn levens­arbeid gescheiden. Maar wat hij heeft tot stand ge­bracht in het belang van den Frieschen boeren­stand en de herinnering aan hem als een man, die zich zelven geheel gaf aan de taak, welke voor hem was weggelegd, zal blijven voortbestaan.


De begrafenis zal plaats hebben op Donderdag a.s. te Huizum. Vertrek van het sterfhuis 1¾ uur.