#NH/2020-08-06

voorgaande

voorgaande

versie-7.0

Oudendijk - 2/2

CONCORDIA, OUDENDIJK


In 1911 richtten enkele boeren in Oudendijk gezamenlijk de "Maatschappij tot bereiding van kaas en boter Concordia" op. Hun idee was ook toen dat eendracht macht maakt en dat een gezamenlijke productie uiteindelijk meer zal opleveren dan wanneer iedereen op zijn eigen boerderij van zijn eigen melk, kaas of boter maakt. Slechts de namen van de oprichters, wat oude foto's en een mooi verhaal resteren van deze fabriek, die midden in het dorp gevestigd was. De namen: H. Stam, veehouder en burgemeester van het dorp, P. Hoek Spaans, P Bierman, J. Stapel, D. Kok, P Willig en P. Gootjes. De eerste directeur was de heer Van der Vleugel, de twee­de was P. Gootjes, en bij hem hoort het mooie verhaal.


Gootjes had de stellige overtuiging dat een beetje fabriek vernieuwend bezig moest zijn en zijn ver­nieuwende idee bestond uit de productie van kaas in blik. Helaas liet de kaas die ze in Oudendijk maakten, zich niet inblikken, maar zij gedroeg zich als zelfrijzend bakmeel en barstte na verloop van tijd uit de verpakking. Het debacle leidde tot grote onenigheid tussen directie en leden. Nog steeds zijn er mensen in Oudendijk die geloven dat de fundamenten van de tweede Concordia, die kort daarna gebouwd werd, steunen op de duizenden overgebleven conservenblikken. Bij verbouwingen in de jaren vijftig is echter nooit één blik gevonden.


COOPERATIEVE BASIS

Op 5 februari 1912 werd in Oudendijk, onder de naam van de oude, een nieuwe fabriek opgericht: de CoSperatieve Zuivelfabriek Concordia. Het was een zoetfabriek, 4.5 boeren meldden zich als lid. Kijken we naar de namen van de mannen die bij de oprichting betrokken waren, dan komen we daar een aantal oude bekenden tegen. In het bestuur kwamen H. Stam (voorzitter), -hij maak­te in 1913 plaats voor zijn zoon-, C. Worp (secretaris), P. Hoek Spaans (vice-voorzitter) en M. Bierman. Er werd een raad van commissarissen gevormd, die bestond uit C. Blom, K. Oly, R. Bakker en P. Prins. P. Gootjes kwam terug als directeur, voor één jaar. Met vallen en opstaan kreeg de fabriek haar vorm. Er kwam een melkwagen, er kwamen paarden ('ketteri ) om die kar te trekken, een stal voor de ketten, er werd een kaasrijder ingehuurd die de kaas naar Alkmaar moest brengen. Hij werd per stuk betaald: één cent voor iedere kaas.


Er moest veel vergaderd worden om de grote en kleine problemen op te lossen, om de financiering rond te krijgen, om de uitbreidingsplannen (al in het eerste jaar!) te bespreken. Men gebruikte de ledenvergadering voor een veiling van al het restwerk: de mest van de ketten, de wei en karnemelk kwamen onder de hamer.


Ondanks de moeilijke tijden (mobilisatie in 1913), groeide de fabriek gestaag. Dat kreeg gestalte in een vergroting van het aantal mannen dat de bestuurlijke verantwoordelijkheid moest dragen, maar vooral in de uitbreiding van de fabriek zelf. Er werd een directeurswoning gebouwd, maar ook een drietal werkmanswoningen. P Gootjes was voor één jaar als directeur aangesteld, hij werd opge­volgd door L. Broekens, die als assistent-directeur aan de fabriek verbonden was.


De jaren rond de Eerste Wereldoorlog waren moeilijke jaren, ook in de zuivelbranche. Stijgende kosten, verplichte levering aan de regering van een deel van de productie tegen een vaste prijs, pro­blemen met de toelevering van grond- en brandstoffen. Het jubileumboek dat in 1962 uitkwam meldt: "Maar ook met de levende have was het niet best gesteld; de ketten werden gevoederd met griesmeel en kanariezaad in plaats van met haver:" Na uitgebreide beraadslagingen wist men de viervoetige 'mede-arbeiders' te redden met een partij haver die in de Heer-Hugowaard op de kop getikt werd.


De uitbreiding van de fabriek zette na de oorlogsjaren door. Om de uitvoer van de kaas te verbe­teren, richtte men samen met een aantal andere zuivelfabrieken in 1918 de Kaas-exportvereniging op. In Alkmaar werd daarvoor een nieuw pakhuis gebouwd, een aangeschafte kaasvlet zorgde voor het vervoer daarheen. Overigens blijkt uit notulen en andere berichten dat de exportvereniging niet goed functioneerde. De verliezen liepen soms hoog op, en ook bij Concordia werd uiteindelijk besloten (in 1924) om deze vereniging te verlaten en de kaashandel met België zelf te voeren.



SLUITING CONCORDIA

Op de ledenvergadering van 30 november 1962 werd besloten tot opheffing van Concordia per 2 december van dat jaar. In een drukbezochte ledenvergadering in het Heerenhuis in Middenbeemster lichtte voorzitter K. Hogetoorn de beslissing toe. Het belang van de boeren had bij het besluit voorop gestaan. We lezen in Contact: “Wij moeten bij voortduring trachten de melk­prijs te verbeteren en de positie van de boer te handhaven en in dit verband is het al onze boeren wel duidelijk, dat we niet door kunnen gaan met het verwerken van de melk in vier bedrijven.” De Combinatie had een aantrekkelijk en langlopend melkleveringscontract kunnen afsluiten met Melco in Heiloo, waardoor de resterende melk, zonder verdere investeringen in de fabrieken, over twee andere bedrijven verdeeld kon worden.


De algemeen directeur van De Combinatie, V. Spanjer, wees daarbij nog op de morele verplichting van de Noord-Hollandse fabrieken om Melco van grondstof te voorzien. In het contract was bepaald dat De Combinatie en Aurora Opmeer elk, op goede voorwaarden, 10 miljoen kg. melk per jaar zouden kunnen leveren. Omdat Concordia jaarlijks goed was voor een aanvoer van 15 mil­joen kg. zouden er voor deze fabriek nog maar 5 miljoen kg. overblijven voor kaas- en poeder­bereiding. Dat nu was de voornaamste reden geweest de fabriek te sluiten. Het zal duidelijk zijn dat de discussie die hierop volgde heftig was. Het bestuur van Concordia verzette zich met kracht tegen het besluit, maar de genomen beslissing bleek niet meer terug te draaien.


De sluiting had uiteraard gevolgen voor het personeel, dat nogal overrompeld werd door de beslis­sing, maar ook voor de overige fabrieken. Doordat daar verschillende vacatures waren, kon het meeste personeel vrij eenvoudig overgeplaatst worden, al betekent zo'n sluiting natuurlijk heel wat, als je jarenlang in je eigen dorp bij je ‘eigen’ fabriek hebt kunnen werken. Een deel van de appara­tuur van Concordia kon overgeplaatst worden, een ander deel werd verkocht. Dat de sluiting van de fabriek hard aankwam blijkt onder meer uit het rijm dat we opgetekend vinden in de Historie van Schardam en Oudendijk.


 


DE MODERNE TIJD

Ook het melktransport werd aangepast aan de moderne tijd: paard en wagen maakten plaats voor vrachtauto's. De eerste kwam in 1922 en omdat die zo goed beviel, werden in de jaren daarna nog meer auto's aangeschaft. Het kostte nog flink wat moeite om mensen te vinden die bereid waren met deze bakbeesten op pad te gaan, al zat men dan in een keurige cabine goed beschut tegen weer en wind.


Doordat de melkaanvoer steeds meer toenam (tot 5 miljoen liter in 1927), moest de capaciteit van de fabriek uitgebreid worden en werd een grootscheepse verbouwing opgezet, waarbij vooral de botermakerij en de kaasmakerij meer ruimte kregen, er verrees een bijna nieuwe fabriek. Er werd

voor meer dan een ton 'vertimmerd' en voor f 140.000 aan nieuwe apparatuur aangeschaft. In de zomer van 1930 was de vernieuwde fabriek gereed, midden in een rijd die ook toen al de crisis genoemd werd.


De internationale toestand plaatste de nieuwe zuivelfabriek voor heel wat problemen. Veel buiten­landse grenzen werden voor invoer gesloten en langzaam maar zeker ging het slechter en slechter in de kaashandel. De werknemers zagen hun lonen dalen. De melkaanvoer bleef goed op gang, maar de kaasafzet was zeer problematisch en de prijzen bleven dalen tot ongekende dieptes. Veel kaas bleef daardoor in de pakhuizen liggen.


Een kleine uitweg werd gevonden in de fabricage van melkpoeder, waarvoor twee (tweedehands) machines werden aangeschaft. Op landelijk niveau trachtte de overheid de melkconsumptie te sti­muleren, o.a. door reclamecampagnes voor het eten van melkbrood.


Op 5 februari 1937 werd het vijfentwintigjarig bestaan van de vereniging feestelijk gevierd, de col­legás van Stompetoren ontfermden zich die dag over de melkverwerking. Na een welkomstlied van de 609 aanwezige feestvierders en een historisch overzicht van het wel en wee der fabriek door voorzitter D. Stam, vormde een toneelstuk in drie bedrijven over het succes van de coöperatieve vereniging het hoogtepunt van de dag. Het was geschreven door D. Kamp uit Avenhorn. Het jubi­leumboek van 1962 meldt: “De opzet om ‘met melktijd thuis te zijn’ slaagde niet; die was al verre voorbij voor men aan naar-huis-gaan begon te denken. Het was een mooi feest, waaruit duidelijk bleek hoe alle leden hun vereniging een goed hart toedroegen.”


Tot de oorlogsjaren bleef de vereniging doorgroeien, o.a. door de overname van het zuivelfabriek­je van Avenhorn en de kaasfabriek De Eendracht uit de Beemster. In 1938 telde de vereniging 175 leden. Men zag mogelijkheden in een eigen opzet van de export naar België, voor welk doel twee vrachtwagens aangeschaft werden.


IN EN NA DE OORLOG

Toen braken echter donkere tijden aan, het is het verhaal dat ook op andere plaatsen klinkt: mobi­lisatie, personeelsproblemen, gevorderde auto's, stijgende prijzen van levensmiddelen, waaronder kaas.


In de oorlogsjaren sloeg de benzineschaarste toe, de paarden werden weer van stal gehaald, er kwa­men overheidsvoorschriften met betrekking tot de productie van melk, boter en 20+ kaas. Enkele zuivelfabrieken in de omgeving (o.a. in Grosthuizen, Edam, Etersheim, Spijkerboor) moesten de deuren sluiten; een deel van de melk ging naar de fabrieken die in 1947 De Combinatie zouden vor­men. Handel was er overigens nauwelijks, de melk ging grotendeels de fabriek uit voor consump­tiedoeleinden, kaas en boter waren op de bon en moesten rechtstreeks ingeleverd worden bij de Zuivelcentrale. De laatste oorlogsjaren waren het zwaarst. De Zeevang werd geïnundeerd, regel­matig werden bezittingen van de fabriek door de bezetters in beslag genomen, stroomleverantie werd bijna een onmogelijkheid. Een deel van de fabriek werd in een centrale keuken veranderd.

Ook de jaren na de bevrijding, die in het teken moesten staan van de wederopbouw, waren moei­lijke jaren, waarin gezocht werd naar de juiste koers. In dat kader zocht men naar mogelijkheden om krachten te bundelen door bedrijven te combineren: in 1947 kwam De Combinatie tot stand.


D. Stam, een van de mannen van het eerste uur, was na een voorzitterschap van 33 jaar, in 1946 om gezondheidsredenen afgetreden. A. Dikstaal volgde hem op, maar overleed in het begin van 1949. De nieuwe voorzitter werd P. Otjes.


Ook in de directie kwam na de oorlog een ander gezicht. L. Broekens, hij werd in 1917 directeur, legde zijn functie per i januari 1949 neer. De nieuwe man (‘technisch directeur') werd H.A. Lambers, die al enige tijd als assistent-directeur aan Concordia (en daarvoor aan De Tijd) verbon­den was geweest. Broekens bleef nog enige tijd verbonden aan Concordia voor de verkoop van de kaas aan de handel.


[De Combinatie niet overgenomen]


Oudendijk - korte terugblik op zuivelfabriek Concordia

Tekst afkomstig uit gedenkboek - 2002 - 100 jr. CONO                                             Fotos uit gedenkboekje 50  Jr. Concordia

Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

voorgaande pagina voorgaande pagina