#Li/2020-08-04

voorgaande

versie-7.0

Botermijn Roermond

Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

Uit ‘Boek-J-C-Dekker-1996.....pdf  - blz [312 >]


6.3.3. Roermond

Zestien coöperatieve boterfabrieken in de omgeving van Roermond nemen in 1905 het initiatief tot oprichting van een coöperatieve botermijn in Roermond. Doel van de mijn is de leden van de mijn een verkooplokaal voor hun boter te verzekeren en de boterhandelaren in de gelegenheid te stellen zich minimaal eenmaal per week, op zaterdag, van “echte en gewaarborgde” boter te voorzien.


Daartoe worden monsters van de boter gecontroleerd op het botercontrolestation in Maastricht. De leveranciers dienen de boter op te maken in kluiten van 5 of 10 kg. met 1% overgewicht. Deze kluiten moeten elk afzonderlijk in zuiver wit katoen worden gepakt en gezamenlijk in een degelijke boterzak gewikkeld. Tot een gewicht van 50 kg. kunnen ze dan bij elkaar in een mand. Elke mand met boter moet [313] voorzien zijn van een duidelijk adres met de naam van de fabriek en het aantal kilo's dat de mand netto bevat.156)


Leden van de coöperatieve mijn kunnen zijn verenigingen met rechtspersoonlijkheid (coöperatieve boterfabrieken bijvoorbeeld) en landbouwers of boerenbedrijven met een eigen centrifuge. Alleen leden hebben het recht hun boter aan de mijn te brengen. De coöperatieve fabrieken of andere verenigingen betalen f. 5,- ter contributie, boerderijen met een eigen centrifuge f. 1,50. De leden kiezen uit hun midden een bestuur van vijf personen.157)


Het beheer van de mijn wordt opgedragen aan een directeur. Deze ontvangt de koopsom van de verkochte boter en doet dit geld aan de boterverkopers toekomen. De directeur tekent zelf de prijzen aan, evenals de namen van de kopers of houdt toezicht op het noteren hiervan. Naast de directeur zijn nog enige andere personeelsleden in dienst. Het personeel mag voor de bewezen diensten geen vergoedingen aannemen los van het salaris.158)


Het is zeer waarschijnlijk dat de nieuw opgerichte coöperatieve botermijn de bestaande botermijn in Roermond overneemt. Hierover zijn geen exacte gegevens in de bronnen te vinden. De Gemeenteverslagen van Roermond vermelden de oprichting van een coöperatieve mijn niet, maar spreken in 1905 en 1906 nog steeds over de wekelijkse botermijn aan de Kraanpoort. In die jaren wordt respectievelijk 41.846,5 en 46.045,5 kg. boter aan de mijn gebracht. In Maastricht wordt bijna vijf keer deze hoeveelheid verhandeld. In 1908 wordt gemeld dat de ZNZ de mijn in Roermond zal overnemen.159)


De ZNZ neemt in januari 1909 inderdaad de coöperatieve botermijn in Roermond over. De inventaris van de mijn wordt eigendom van de zuivelbond. De bij de mijn aangesloten coöperatieve fabrieken worden zonder entreegeld aangenomen als lid van de ZNZ.160) Fr. Wackers, voorzitter van de Roermondse mijn, wordt benoemd tot lid van de mijncommissie met het oog op de belangenbehartiging van de Roermondse mijn.161) Wackers was in 1905 in zijn hoedanigheid als voorzitter van de coöperatieve vereniging ‘St. Laurentius’ te Leeuwen, één van de oprichters van de coöperatieve botermijn.162)


Het is overigens niet duidelijk of deze vereniging ook een zuivelcoöperatie betreft. In de lijst van oprichters zijn meerdere verenigingen opgenomen, waarvan dat niet duidelijk is.

De ZNZ is om meerdere redenen geïnteresseerd in de Roermondse mijn. Deze mijn is een zeer gunstig gelegen verkoopplaats in verband met de afzet in Duitsland. Voorts kan de boteraanvoer aan de Maastrichtse mijn nu beter gespreid worden. Bovendien heeft de zuivelbond met de overname van de mijn in Roermond de organisatie van de zuivelbereiding in Limburg volledig in handen.163)


Alleen de bij de ZNZ aangesloten zuivelcoöperaties mogen hun boter leveren. De leden van de bond kunnen kiezen of zij aan een van de beide mijnen of aan afwisselend de mijn te Maastricht of te Roermond willen leveren. In het laatste geval moeten zij voor een periode van drie maanden het kwantum van hun produktie opgeven dat zij naar elke mijn zullen zenden.164)


De mijn in Maastricht overtreft de Roermondse botermijn in grote mate wat de hoeveelheid verkochte boter betreft. In 1909 maakt de verkochte boter in Roermond slechts een achtste deel uit van hetgeen in Maastricht wordt verhandeld. De gemiddeld behaalde prijzen liggen nagenoeg gelijk. In genoemd jaar ligt de gemiddelde prijs in Maastricht op f. 1,302 en in Roermond op f. 1,301.165) Tot september 1917 wordt de Roermondse mijn naast die van Maastricht voortgezet.

Nog weinig over gevonden - zie integrale tekst uit ‘Boek Dekker’ - onder aan pagina!


Zuivelfabrieken.nl